This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Vaten quiz
Slide 1 - Slide
om in te komen: Arteriën zijn 1, Vena zijn 2
A
1 aderen
2 slagaderen
B
1 slagaderen
2 aderen
C
1 slagaderen
2 hartkamers
D
1 aderen
2 kleine aderen
Slide 2 - Quiz
De ______ hebben kleppen aan de binnenzijde
A
Vena
B
Arteriën
C
Zenuwen
D
Bloedcellen
Slide 3 - Quiz
Deze kleppen zorgen er voor dat
A
Het bloed warm blijft
B
Het bloed heen en weer kan
C
Het bloed niet terug loopt
D
je ziet waar je een infuus moet prikken
Slide 4 - Quiz
De intima bastaat uit
A
Epitheel
B
Exotheel
C
Endotheel
D
Ondetheel
Slide 5 - Quiz
Een carrotisstenose is een vernauwing van de _______ (enkelvoud)
Slide 6 - Open question
Wanneer iemand een of meerdere TIA's heeft gehad, is soms een operatie aan een bloedvat nodig. Welke operatie het meest voor de hand liggend?
A
femoro-popliteale bypass
B
femoro-femorale bypass
C
Aorta desobstructie
D
carotisdesobstructie
Slide 7 - Quiz
Bij een electieve AAA operatie is er sprake van een gescheurde aorta
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Een EVAR is 1______ ingreep aan 2______
A
1 minimaal invasie
2 een Aneurysma
B
1 invasie
2 een Aneurysma
C
1 orthopedische ingreep
2 een Enkel
D
1 technische
2 de binnenzijde
Slide 9 - Quiz
wat is een embolie?
A
Trombose
B
Een bloedvat afsluiting die ter plekke onstaat
C
Een bloedvat afsluiting die ergens anders is ontstaan.
D
Alle antwoorden zijn mogelijk
Slide 10 - Quiz
Wanneer weefsel slecht doorbloed wordt is er een hoge kans op
A
Necrose
B
Stenose
C
Prognose
D
Diagnose
Slide 11 - Quiz
Pijn die na een amputatie gevoeld kan worden heet:
A
Infantpijn
B
Amputatiepijn
C
Wegpijn
D
Fantoompijn
Slide 12 - Quiz
Als het been boven de knie is geamputeerd bestaat de kans op het ontstaan van een contractuur in het heupgewricht. Om dit te voorkomen moet de zorgvrager dagelijks
A
twee of drie keer op zijn buik gaan liggen
B
twee of drie keer trap lopen
C
Laxeren om persen te voorkomen
D
een stuk te fietsen
Slide 13 - Quiz
op welk plaatje zie je een duplex onderzoek?
A
B
C
D
Slide 14 - Quiz
Welke valt NIET onder preoperatieve zorg
A
Anamnese
B
Bloedscreening
C
Laxeren
D
Wondcontrole
Slide 15 - Quiz
Bij vaatchirurgie moet antistolling "altijd" gestopt worden
A
Waar, te veel risco op bloeding tijdens de operatie
B
Niet waar, teveel risico op trombose na de operatie
C
Waar, te veel risico op hartinfarct na de operatie
D
Niet waar, volledig afhankelijk van type medicatie en ingreep
Slide 16 - Quiz
De specifieke postoperatieve zorg na operaties aan de aders en slagaders is
A
afhankelijk van het tijdstip van de operatie
B
bij elke vaatchirurgie hetzelfde
C
afhankelijk van de uitgevoerde ingreep
D
Er is geen specifieke postoperatieve zorg bij vaatchirurgie
Slide 17 - Quiz
Bij vaat chirurgie aan de benen maag de patiënt
A
minimaal 1 week niet mobiliseren ivm hechtingen
B
meestal de eerste dag na de operatie mobiliseren voor betere doorbloeding
C
Thuis weer mobiliseren om de wonden tijd te geven te helen
D
Mobiliseren bij een bloeddruk boven de 110/70
Slide 18 - Quiz
compartimentsyndroom komt meestal voor in
A
Het bovenbeen
B
Het onderbeen
C
Het ziekenhuis
D
de MRI scan
Slide 19 - Quiz
na de aanleg van een dialyseshunt mag je geen
A
Bloeddruk meten aan die arm
B
Bloeddruk meten aan de andere arm
C
Bloeddruk meer meten op het lichaam
D
Je mag overal bloeddruk meten, dit is achterhaalt
Slide 20 - Quiz
Na een AAA operatie kan de buikwond open spingen, dat heet een: