Herhaling formuleren

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Veelgemaakte fouten 

Veelgemaakte fouten

* Zij - hen - hun

 * Als - dan

* Naast - langs

* Jouw/jou, uw/u, mijn/me

* Kunnen - kennen

* Is - eens

* Verwijswoorden: dit/dat/die/deze, wat

* Verwijzen met voorzetsel: persoon of geen persoon

Die shampoo... jij gebruikt, ken ik niet.

1. deze
2. dit
3. die
4. dat

Ons kantoor, .... verbouwd moet worden, is tijdelijk gesloten.

1. deze
2. dit
3. die
4. dat

'Wat' gebruik je.....

* betrekking op onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, veel)

* betrekking op overtreffende trap (het gekste wat....)

* betrekking op hele zin (We gingen op vakantie naar Maleisië, wat een superleuke reis is geworden)

(verwijst niet naar een zelfstandig naamwoord)

Ik geef je alles .... ik kan vinden.

1. die
2. dat
3. wie
4. wat

Het is het beste .... ik tot nu toe gehoord heb.

1. die
2. dat
3. wie
4. wat

Na afloop hebben we nog even nagepraat, ... heel gezellig en leerzaam was.

1. dat
2. wat

Het laatste feest ..... ik bezocht heb, was heel druk.

1. die
2. dat
3. wie
4. wat

Verwijswoorden

met wie:

waarmee (waarvoor, waartegen, ...):

met wie / waarmee

verwijzen naar personen

de klasgenoot met wie ik afgesproken had, is helaas ziek

verwijzen naar dieren of dingen

dat is het paard  waarvoor ik bang ben

de bus waarmee we naar Berlijn reisden, was comfortabel

dat is de deur waartegen ik gebotst ben

Kies het juiste verwijswoord.

1. Mijn vriend MET WIE ik naar de bioscoop ga.
2. Mijn vriend WAARMEE ik naar de bioscoop ga.

Kies het juiste verwijswoord.

1. Een rooster OP WIE je de werktijden kunt zien.
2. Een rooster WAAROP je de werktijden kunt zien.

De klant ... je vanochtend je kaartje hebt gegeven, heeft zojuist gebeld.

Is de opmaak van je verslag iets ... je je druk moet maken?

In vak C zitten supporters ... ik liever niet in aanraking kom.

Vul een passend verwijswoord in:
Omdat mijn buren slecht ter been zijn, doe ik soms boodschappen voor..........

1. hun
2. hen
3. zij
4. die

Vul een passend verwijswoord in:

Pas heb ik ... weer een brief gestuurd.

1. hun
2. hen
3. zij
4. die

Welk verwijswoord? De dames lopen druk te praten. Over wie zouden.... het hebben?

1. hun
2. hen
3. ze
4. het

Veelgemaakte fouten

Extra oefenen via deze link:

https://forms.office.com/e/Rdfr4CE3ma