This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Herhaling afgelopen week
Slide 1 - Slide
In de afbeelding zie je de hersenen van een mens. wat zijn de hersenen?
A
Een cel
B
Een orgaan
C
Een orgaanstelsel
D
Een organisme
Slide 2 - Quiz
Wat doen de hersenen?
A
Zij zorgen dat jij kunt nadenken
B
Zij zorgen dat jij kunt leren
C
Zij sturen jouw hele lichaam
D
Zij doen soms pijn en dan heb je hoofdpijn
Slide 3 - Quiz
Wat is een handige hulp om informatie beter te kunnen onthouden?
A
Dat je goed geslapen hebt
B
Opschrijven zodat je het kunt opzoeken
C
Herhalen, herhalen, herhalen!
D
Dat je genoeg sport en beweegt
Slide 4 - Quiz
Wat doen de hersenen?
A
Zij zorgen dat jij kunt nadenken
B
Zij zorgen dat jij kunt leren
C
Zij sturen jouw hele lichaam
D
Zij doen soms pijn en dan heb je hoofdpijn
Slide 5 - Quiz
De hersenen bestaan uit...
A
Grote hersenen, kleine hersenen en ruggenmerg
B
Grote hersenen, hersenstam en ruggenmerg
C
Kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg
D
Groter hersenen, kleine hersenen en hersenstam
Slide 6 - Quiz
wat is belangrijk in je beroepshouding naar de client ?
A
Respectvol naar de cliënt
B
rekening houden met de privacy van de cliënt
C
waarden en normen van de cliënt zijn leidend
D
inzicht krijgen in de leefstijl van de cliënt
Slide 7 - Quiz
wat is de beroepshouding?
A
Ik kijk de cliënt niet aan als ik kennismaak
B
Ik wacht totdat de cliënt begint met het gesprek
C
Ik geef een hand en stel mezelf voor aan de cliënt
D
Ik kijk naar de grond en wacht af
Slide 8 - Quiz
De beroepshouding is een overzicht van eigenschappen waarover elke hulpverlener moet beschikken. Het gaat bijvoorbeeld om eigenschappen als empathie of respect.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
Past een beroepsgeheim ook bij je beroepshouding?
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik niet
Slide 10 - Quiz
Wat is de naam van dit hulpmiddel?
timer
0:30
A
Po- stoel
B
Kappersstoel
C
Opbergstoel
D
Weet ik niet
Slide 11 - Quiz
Is dit een hulpmiddel?
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quiz
Is dit een hulpmiddel?
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quiz
Wat zie je hier voor hulpmiddel?
A
Tillift
B
Schommel
C
Draaischijf
D
Sportapparaat
Slide 14 - Quiz
ADL hulpmiddelen zijn er om?
A
Kwaliteit van leven te geven
B
Afhankelijkheid te stimuleren
C
Zorgen voor minder belasting van de rug
D
Zorgen dat er minder mensen in de zorg nodig zijn
Slide 15 - Quiz
Hoe heet dit hulpmiddel?
A
rollator
B
rolstoel
C
electrische rolstoel
D
looprek
Slide 16 - Quiz
Hoe heet dit hulpmiddel?
A
rollator
B
rolstoel
C
electrische rolstoel
D
looprek
Slide 17 - Quiz
Hoe heet dit hulpmiddel?
A
rollator
B
loopstok
C
armkrukken
D
looprek
Slide 18 - Quiz
Waarom is het belangrijk om een sociaal netwerk te hebben?
A
Om te vereenzamen
B
Voor financiële ondersteuning
C
Om deel te blijven nemen aan de samenleving
D
Om emotioneel ondersteund te worden
Slide 19 - Quiz
Wat is een sociaal netwerk?
A
Verzameling mensen met hun onderlinge relaties
B
De personen die je mee uit vraagt
C
Personen die klusjes voor je doen
D
Een sociaal netwerk zijn de mensen met wie je samen werkt
Slide 20 - Quiz
Welke waarde heeft een goed sociaal netwerk?
A
geeft een gevoel ergens bij te horen
B
helpt om meer te bereiken
C
ontwikkelen van eigen identiteit
D
alle drie
Slide 21 - Quiz
Wat is een voorbeeld van positieve invloed van een sociaal netwerk op het gedrag van mensen ?
A
tegengaan van stress
B
betekenis ervaren in je leven
C
sociale druk om je leefgewoontes aan te passen
D
geluksgevoel
Slide 22 - Quiz
Waarom is een sociaal netwerk belangrijk als je zorg nodig hebt?
A
Dan heb je een snelle verbinding
B
Dan kun je op Instagram als je thuis zit en niks te doen hebt
C
Dan kan familie ook helpen met de zorg
D
Een sociaal netwerk is niet belangrijk
Slide 23 - Quiz
Terugblik tweede lesweek
Slide 24 - Slide
Hoe heb je de tweede week ervaren?
Vermoeiend
Spannend
moeilijk
makkelijk
leuk
Slide 25 - Poll
Wat is je indruk van de opleiding?
Slide 26 - Mind map
Hoe ervaar je de klas tot nu toe?
Slide 27 - Mind map
Wat is je indruk van de docenten?
Slide 28 - Mind map
Wat vind je minder positief aan afgelopen week/wat vond je niet zo leuk?