Rekenen 12-04-2023

Welkom!



Zijn er nog vragen over de voorgaande lesstof? 


1 / 55
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom!



Zijn er nog vragen over de voorgaande lesstof? 


Slide 1 - Slide

Leerdoelen

  • Je past de verhoudingstabel toe 

  • Je berekent op correcte wijze procenten 

  • Je legt verband tussen verhoudingen, breuken en percentages

  • Je verwerkt kwantitatieve informatie

Slide 2 - Slide

Nog even dit...........
5 DOMEINEN

1. Grootheden & eenheden
2. Oriëntatie in de 2D- en 3D-wereld
3. Verhoudingen herkennen & gebruiken
4. Procenten gebruiken
5. Omgaan met kwantitatieve informatie

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Hoeveel ml sinaasappelsap moet je drinken om aan de dagelijkse hoeveelheid te komen. Rond naar boven af op hele ml

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Video

3 van de 9 tegels zijn wit.  6 van de 9 tegels zijn rood.
De verhouding van het aantal witte tegels tot het aantal rode tegels is 3 : 6.

Je zegt 3 staat tot 6.



Slide 7 - Slide

Wat is de verhouding van het aantal blauwe mappen tot het aantal zwarte mappen?

2 van de 6 mappen zijn blauw.
4 van de 6 mappen zijn zwart.
De verhouding van het aantal blauwe mappen tot het aantal zwarte mappen is 2 : 4, dit is gelijk aan 1 : 2.

Slide 8 - Slide

Zo klein mogelijk!
De verhouding 3 : 6 is gelijk aan de verhouding 1 : 2.
Verhoudingen worden met gehele getallen genoteerd.

Slide 9 - Slide

Verhoudingen (domein 3)

Een bloemist maakt boeketten van gele en rode tulpen.
In een boeket zitten tien tulpen.
De verhouding gele tulpen : rode tulpen = 7 : 3.

Hoeveel gele en rode tulpen zijn nodig voor vijf boeketten?
Er zijn 5 × 7 = 35 gele tulpen nodig.
Er zijn 5 × 3 = 15 rode tulpen nodig.

Slide 10 - Slide

verhoudingstabel
In een verhoudingstabel vermenigvuldig of deel je boven en onder in de tabel 
met hetzelfde getal.

Eerst omrekenen naar 1 werkt het best. 

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
Suzanne gaat haar huis schilderen.
De oppervlakte is 160 m2.
Hoeveel blikken verf heeft zij nodig?


Slide 12 - Slide

Voorbeeld
Een winkel heeft 40 rode en 60 gele rozen ingekocht.
Dana wil een bos maken met 12 gele rozen in de verhouding van de kleuren van de voorraad.
Hoeveel rode rozen moet zij pakken?

40 : 60 x 12 = 8

Slide 13 - Slide

Prijzen vergelijken
Voorbeeld
Wat is in verhouding goedkoper?
30 enveloppen voor € 2,45 of 20 enveloppen voor € 1,69?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Hoeveel kost 1 paar? 
Welke is in verhouding het goedkoopst? 

Slide 16 - Slide

Verhoudingstaal
Verhoudingen worden op verschillende manieren genoteerd.
2 van de 5, 2 per 5 en 2 op de 5 betekenen hetzelfde.
Je neemt 2 delen van het geheel. In totaal heb je 5 delen.

Bij 2 staat tot 5 (2 : 5), neem je 2 delen van het één en 5 delen van het ander.
Je krijgt in totaal 7 delen.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Verhoudingen, breuken en procenten

Slide 21 - Slide

Voorbeeld
1 van de 4 lampjes is rood.


 1/4 deel van de lampjes is rood.
25% van de lampjes is rood.


Slide 22 - Slide

Welk deel van de kopjes is rood? 


....... deel 

........van de ....... kopjes is rood.

Hoeveel procent van de kopjes is rood?
..........% van de kopjes is rood.



Slide 23 - Slide

Domein 4
Procenten gebruiken  (procent/percentage)    %
Beide woorden komen van het Latijn pro centum, wat letterlijk per honderd betekent.

In dit domein leer je rekenen met procenten en leer je handige manieren om met procenten te rekenen, zoals met een verhoudingstabel of met decimale getallen.

Slide 24 - Slide

4.1 Procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.

Hoeveel procent van de hokjes is grijs?
Hoeveel procent van de hokjes is rood?

Slide 25 - Slide

%
Hoeveel procent van buis A is gevuld?


Hoeveel procent van buis B is gevuld?

Slide 26 - Slide

Vraag:
Welk percentage hoort bij de blauwe sector?

Slide 27 - Slide

4.2 Handige percentages:

Procenten als breuk
Sommige procenten kun je gemakkelijk als breuk schrijven.

100% = alles
50% = de helft = 1/2
25% = een kwart = 1/4
10% = een tiende = 1/10





Slide 28 - Slide

Voorbeeld
Ans koopt online een jas van € 186,- met korting.
Hoeveel betaalt Ans voor de jas?



Slide 29 - Slide

4.3 Rekenen met procenten
1% is 1 van de 100
1% = 1/100 deel

Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt.




Slide 30 - Slide

Hoeveel e-bikes zijn er deze maand verkocht?

Afgelopen maand heeft fietshandelaar Bussink 400 fietsen verkocht. 36% hiervan is een e-bike.

1% van 400 = 400 : 100 = 4
36% van 400 = 36 × 4 = 144
Afgelopen maand zijn er 144 e-bikes verkocht.


Slide 31 - Slide

Vraag:
Hoeveel euro korting krijg je op deze smartwatch?

Hoeveel kost deze smartwatch met korting?

Slide 32 - Slide

vraag
Hoeveel betaal je voor deze kast?

Slide 33 - Slide

4.4 Een prijsverhoging of verlaging berekenen
Marthe betaalt € 400,- huur. Volgende maand wordt de huur verhoogd met 5%.
Hoeveel huur moet zij volgende maand betalen?



Slide 34 - Slide

Een prijsverhoging of verlaging berekenen
Marthe betaalt € 400,- huur. Volgende maand wordt de huur verhoogd met 5%.   Hoeveel huur moet zij volgende maand betalen?

1% van € 400,- = € 4,-
Nieuw prijs is 105% huur    ( 100% + 5%)
105 × € 4,- = 
Volgende maand moet Marthe
 € 420,- betalen.


Slide 35 - Slide

Vraag:
Per 1 januari wordt de prijs van sim-only-abonnementen met 2% verhoogd.

Wat wordt de nieuwe prijs van dit sim-only-abonnement?

Slide 36 - Slide

Vraag:
Erik en José hebben een energieverbruik van 3500 kWh per jaar.
Zij schaffen 12 zonnepanelen aan.
Hoeveel kWh aan energie besparen zij per jaar met de zonnepanelen?


Hoeveel kWh aan energie moeten zij nog betalen aan de energieleverancier?

Slide 37 - Slide

4.5 Procenten als verhoudingen

Slide 38 - Slide

Vraag:
Welke breuken horen bij de gekleurde delen van de cirkels?

Slide 39 - Slide

Jeugd kijkt minder TV
Uit onderzoek onder 800 jongeren blijkt dat 60% geen tv meer kijkt, maar uitzendingen volgen op hun mobiel, tablet of laptop.
.............op de vijf jongeren kijkt geen tv meer.


Hoeveel van de ondervraagde jongeren kijken nog wel tv?

Slide 40 - Slide

Domein 5 Omgaan met kwantitatieve informatie
In dit domein leer je informatie aflezen, beoordelen en interpreteren.

Slide 41 - Slide

Tabel aflezen

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

5.2 Lijngrafieken en patronen



Grafieken brengen informatie overzichtelijk in beeld. 
De teksten, symbolen en getallen bij de grafiek geven aan waar de grafiek over gaat.

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

5.3 staafdiagrammen
In een staafdiagram kun je gegevens overzichtelijk weergeven.
Door de lengte van de staven kun je de aantallen of percentages aflezen.
De tekst, symbolen en getallen bij het staafdiagram geven aan waar het staafdiagram over gaat.

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

- Jasmin gaat in april naar Parijs. Welke maximumtemperatuur kan zij verwachten?

- Jasmin wil het liefst overdag ongeveer 20 ºC. Wanneer kan ze dan het beste gaan?

Slide 49 - Slide

Cirkeldiagram
In een cirkeldiagram stelt de cirkel altijd het geheel voor (100%).
De cirkel is verdeeld in stukken die we sectoren noemen.
Zo’n sector is een deel van de gehele cirkel.

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Vraag
In deze cirkeldiagrammen staat hoe Kim en Jos hun dag besteden.
 
Vul voor jezelf in hoe jij je dag besteedt.

Slide 52 - Slide

Slide 53 - Slide

En......... zijn de leerdoelen bereikt?
A
Zeker weten
B
Ehhhh...........
C
Welke leerdoelen?
D
Helaas niet

Slide 54 - Quiz

Wat vonden jullie van deze les?
Show het met een fotootje :)

Slide 55 - Open question