(M)H2_periode3

Nederlands
HOO
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
HOO

Slide 1 - Slide

Periode 3 Nederlands (M)H2
  • Elke les: lezen in het leesboek (10 minuten)
  • SLO: Lezen H4 (in de week van 21 februari) 
  • Test: Een overtuigende tekst schrijven over je leesboek van P3
  • Opdrachten over:  columns, podcasts en social media posts
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Periode 3 Nederlands (M)H2
  • Elke les: lezen in het leesboek (10 minuten)
  • SLO: Lezen H4 (in de week van 21 februari) 
  • Test: Een overtuigende tekst schrijven over je leesboek van P3
  • Opdrachten over:  columns, podcasts en social media posts
timer
10:00

Slide 3 - Slide

H2 + H3 Lezen ging over
tekstverbanden en signaalwoorden.
Wat weet je nog hiervan?

Slide 4 - Mind map

Tekstverbanden die je gehad hebt
Doel-middelverband: opdat, zodat, om te, door middel van,  met behulp van
Vergelijkend verband: in vergelijking met, (net) als, evenals (net) zoals en vergrotende trappen: groter, meer, minder dan. 
Samenvattend verband: Kortom, samengevat, met andere woorden, al met al
Concluderend tekstverband: dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al
Oorzakelijk tekstverband: doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, dus, dankzij, het gevolg is
Redengevend tekstverband: omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij

Slide 5 - Slide

Wat was ook alweer een verschil
tussen een reden en een oorzaak?

Slide 6 - Mind map

Wat is volgens jou het verschil
tussen een feit en een mening?

Slide 7 - Mind map

Feiten, meningen, argument
Feit: je kunt controleren of het waar of niet waar is 
Mening:                iets wat iemand vindt
                                 je kunt het ermee eens of oneens zijn 

Argument:  zegt waarom iemand iets vindt

Signaalwoorden waaraan je een argument herkent: want, omdat, namelijk, immers
Signaalwoorden waaraan je een mening herkent: Naar mijn mening, ik vind, ik denk,
volgens mij 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Wat valt je op aan het filmpje?

Slide 10 - Mind map

We kijken nog een keer...
Wat is de mening van de vrouw over zwarte piet? 
Wat is haar reden? 
Met welk signaalwoord geeft ze dat aan? 
Wat is de mening van de vrouw over #MeToo? 
Op wat voor manier legt ze dat uit? 


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Nabespreken
Wat is de mening van de vrouw over Zwarte piet? 
Wat is haar reden? 
Met welk signaalwoord geeft ze dat aan? 
Wat is de mening van de vrouw over #MeToo? 
Op wat voor manier legt ze dat uit? 

Vind jij dat de mevrouw in het filmpje
over veel dingen een mening heeft? Of juist niet? 

Slide 13 - Slide

Feit of mening?
Koning W-A en Maxima zijn twintig jaar geleden getrouwd
A
feit
B
mening

Slide 14 - Quiz

Feit of mening?
Koning Willem-Alexander en Maxima zijn een leuk setje
A
feit
B
mening

Slide 15 - Quiz

Wat is de mening?
Opa vindt de lente het leukste seizoen, omdat dan alle bloemen gaan bloeien.
A
ik vind de lente het leukste seizoen
B
alle bloemen gaan bloeien in de lente
C
er is geen mening, er staan alleen feiten.

Slide 16 - Quiz

Schrijf nu zelf je mening op! 
Ga zelf je mening formuleren en een bijpassend argument. 
Let op! de signaalwoorden die je voor een argument gebruikt, zijn:
want, omdat, immers, of namelijk. 
De signaalwoorden die je voor een mening gebruikt, zijn: 
Volgens mij, ik vind, mijn mening is.

Je mag zelf een onderwerp kiezen waar je iets van vindt. 
Geen inspiratie? Leg uit wat jouw favoriete seizoen is en waarom? 

timer
3:00

Slide 17 - Slide

Jouw mening + argument

Slide 18 - Mind map

Waarom gebruiken we argumenten? 
We gebruiken argumenten (= uitleggen waarom we iets vinden) meestal om de ander te overtuigen dat onze mening de beste is. 
Soms helpen argumenten daarbij, maar soms ook niet. 

Slide 19 - Slide

Ik vind dat ik zakgeldverhoging moet krijgen, omdat ik dat graag wil.
Vind je dit een overtuigend argument?
Ja
Nee

Slide 20 - Poll

Ik vind dat het eerste uur
later moet beginnen,
omdat uit onderzoek blijkt dat puberbreinen
pas later op de ochtend goed
informatie op kunnen slaan.
Vind je dit een overtuigend argument?
Leg uit waarom wel of niet..

Slide 21 - Mind map

Verzin zelf een overtuigend argument bij de volgende mening:
Ik vind dat ik meer zakgeld moet krijgen, want....

Slide 22 - Open question