Vergelijking en zinsbouw 3

Grammaire 
Grandes Lignes 3HV
Chapitre 6 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammaire 
Grandes Lignes 3HV
Chapitre 6 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat weet je nog over het bijvoeglijk naamwoord in het Frans?

Slide 3 - Mind map

Grammaire D
Vergrotende trap (+):        Paul est plus fort que Marie.
Verkleinende trap (-):       Paul est moins fort que Marie.
Vergelijkende trap (=):     Paul est aussi fort que Marie.

> Je vergelijkt twee dingen met elkaar.
> In het Frans moet je het bijvoeglijk naamwoord aanpassen aan mannelijk/vrouwelijk + enkelvoud/meervoud. 

Slide 4 - Slide

La maison de Rihanna est ........... grande que ma maison.
A
plus
B
moins
C
aussi

Slide 5 - Quiz

Mon père est .............. vieux que mon grand-père.
A
plus
B
moins
C
aussi

Slide 6 - Quiz

Ma soeur-jumelle est ............. belle que moi.
A
plus
B
moins
C
aussi

Slide 7 - Quiz

Marie est plus .................. que sa copine.
A
intelligent
B
intelligente
C
intelligents
D
intelligentes

Slide 8 - Quiz

Mes frères sont moins ............ que mes soeurs.
A
content
B
contente
C
contents
D
contentes

Slide 9 - Quiz

Nos maisons sont aussi .....................
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 10 - Quiz

Zet in de goede vorm:
Emma est (+, petit) que ses amies.

Slide 11 - Open question

Zet in de goede vorm:
Mon frère est (-, rapide) que ma soeur.

Slide 12 - Open question

Zet in de goede vorm:
Cette route est (=, dangereux) que l'autre route.

Slide 13 - Open question

Zet in de goede vorm:
La pizza est (+, bon) que la soupe.

Slide 14 - Open question

Zinsvolgorde 
Exemple 1 

Slide 15 - Slide

Zinsvolgorde 
Exemple 2 

Slide 16 - Slide

Zinsvolgorde 
Exemple 3

Slide 17 - Slide

Zinsvolgorde 
Exemple 4
 

Slide 18 - Slide

Quelle phrase est correcte?
Ik heb geen geld.
A
Je ne ai pas d'argent.
B
Je n'ai pas d'argent.
C
Je n'ai jamais d'argent.
D
Je n'ai plus d'argent.

Slide 19 - Quiz

Quelle phrase est correcte?
Jij gaat nog niet naar Parijs.
A
Tu ne vas plus à Paris.
B
Tu ne vas plus de Paris.
C
Tu ne vas pas encore à Paris.
D
Tu vas ne pas encore à Paris.

Slide 20 - Quiz

Quelle phrase est correcte?
U bent niet meer onze docent.
A
Vous n'êtes pas encore notre prof.
B
Vous n'êtes jamais notre prof.
C
Vous n'êtes pas notre prof.
D
Vous n'êtes plus notre prof.

Slide 21 - Quiz

Zet de woorden in de juiste volgorde:
vais - souvent- en France - je

Slide 22 - Open question

Zet de woorden in de juiste volgorde: dans quelques mois - elle - déménager - à Paris - va

Slide 23 - Open question

Zet de woorden in de juiste volgorde: veux - un cadeau - je - pour Louis - acheter - demain

Slide 24 - Open question

Vertaal de zin in het Frans:
Mijn vriendin is jonger dan mijn zus

Slide 25 - Open question

Vertaal de zin in het Frans:
In de zomer ga ik vaak zwemmen

Slide 26 - Open question

Vertaal de zin in het Frans:
Wij kochten gisteren een mooi boek in de winkel

Slide 27 - Open question

Vertaal de zin in het Frans:
Vandaag heeft Luc voor zijn ouders gekookt

Slide 28 - Open question

Ik snap hoe ik zinnen kan maken en vertalen in het Frans
0100

Slide 29 - Poll