12/13 OKT - S14

Schrijven
Herhaling 1.1 en 1.2
1.3 Controleren en verbeteren
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Schrijven
Herhaling 1.1 en 1.2
1.3 Controleren en verbeteren

Slide 1 - Slide

Vorige lessen
  • 1.1 Voorbereiden
  • 1.2 Uitvoeren

Slide 2 - Slide

1.1 Voorbereiden
Als je een tekst gaat schrijven, ga je in fase 1 (voorbereiden) bepalen wat je gaat schrijven, voor wie en in welke volgorde je de informatie gaat geven. Sleep de voorbereidingsstappen in de juiste volgorde. 
1
2
3
4
5
Kies een onderwerp.
Bedenk welk hoofddoel je wil bereiken.
Bepaal je publiek zo precies mogelijk.
Kies de tekstsoort die past bij je doel en publiek.
Maak een schrijfplan met de 5w+h-vragen

Slide 3 - Drag question

Fase 1 - voorbereiden
  1. Kies een onderwerp dat niet te breed en niet te beperkt is.
  2. Bedenk welk hoofddoel je wil bereiken (informeren, overtuigen, ...)
  3. Bepaal je publiek zo precies mogelijk (nodig voor soort taalgebruik)
  4. Kies de tekstsoort die past bij je doel en publiek (artikel, flyer, brief, ..)
  5. Maak een schrijfplan met de 5w+h-vragen

Slide 4 - Slide

Wat zijn de 5w+h-vragen?

Slide 5 - Open question

5w+h-vragen
  • wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe?
  • Zo kun je al een deel van de inhoud bedenken.

Slide 6 - Slide

Welke toon kun je het best gebruiken voor het volgende doel:
uitnodiging voor jongeren
A
formeel, beleefd, respectvol
B
kritisch, bezorgd
C
populair, eigentijds, enthousiast

Slide 7 - Quiz

Welke toon kun je het best gebruiken voor het volgende doel:
informatieve e-mail aan klant
A
formeel, beleefd, respectvol
B
kritisch, bezorgd
C
populair, eigentijds, enthousiast

Slide 8 - Quiz

Waar of niet waar?
Elke volgende alinea in een tekst begint op een nieuwe regel. Er hoeft geen witregel tussen elke alinea.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Maak duidelijke alinea's
  • Gebruik voor elk deelonderwerp minstens één alinea. 
  • Begin een volgende alinea op een nieuwe regel. 
  • Zet bij voorkeur een witregel tussen elke alinea.

Slide 10 - Slide

Hoe heet het als je een zin in eigen woorden omschrijft?

Slide 11 - Open question

1.3 Controleren en verbeteren
  • Degenen met boek: blz. 155 
  • Degenen zonder boek: Nu Nederlands > Schrijven > 1.3 Controleren en verbeteren

  • Samen doornemen
  • Opdracht 1 t/m 4 maken (blz. 155)

Slide 12 - Slide