Nederlands les 2 en 3: afronden fictie + start grammatica blok 1

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Afspraken
-We gaan op een vriendelijke manier met elkaar om :-)   
-Bij binnenkomst ga je direct op je plek zitten (volgens plattegrond)  
-We laten elkaar uitpraten  
-Als de docent of als een klasgenoot aan het woord is, ben je stil
-Je blijft op je plek zitten totdat de bel gaat  
-Alle schoolafspraken gelden uiteraard ook in dit lokaal (dus ook de telefoon in de telefoontas)

Slide 3 - Slide

Vandaag
Les 1
  • Herhalen theorie Fictie blok 1
  • (Af)maken opdrachten Fictie blok 1
  • Afsluiting

Les 2
  • Uitleg en oefenen Grammatica blok 1 
  • Maken opdrachten Grammatica blok 1
  • Afsluitng



Slide 4 - Slide

Herhalen theorie fictie blok 1

Slide 5 - Slide

Wat was ook alweer het verschil tussen realistisch en niet realistisch?

Slide 6 - Open question

Wat was ook alweer het verschil tussen fictie en non-fictie?

Slide 7 - Open question

Overzicht
realistisch (kan in het echt) <> niet realistisch (kan niet in het echt)

fictie (verzonnen) <> non-fictie (waargebeurd)

Slide 8 - Slide

Zelfstandig werken

Wat ga je maken?
>Fictie blok 1, opdracht 7 hoeft niet!

Wat doe je als je klaar bent? 
  • woordzoeker
  • doornemen theorie grammatica blok 1 


Hoe ga je werken?

Vanaf je iPad óf uit je boek 

  • 5 minuten opstarten: ruimte voor vragen aan medeleerlingen én docent
  • 5 minuten in stilte werken: alléén vragen aan docent
  • 5 minuten volledig in stilte werken: eventuele vragen onthouden of opschrijven
  • 5 minuten afsluiten: ruimte voor vragen aan medeleerlingen én docent

Slide 9 - Slide

Afsluiting
Hoe ging het vandaag:

Tijdens de uitleg?
Tijdens het zelfstandig werken?
Met de afspraken? 

Slide 10 - Slide

Les 2: grammatica blok 1

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Afspraken
-We gaan op een vriendelijke manier met elkaar om :-)   
-Bij binnenkomst ga je direct op je plek zitten (volgens plattegrond)  
-We laten elkaar uitpraten  
-Als de docent of als een klasgenoot aan het woord is, ben je stil
-Je blijft op je plek zitten totdat de bel gaat  
-Alle schoolafspraken gelden uiteraard ook in dit lokaal (dus ook de telefoon in de telefoontas)

Slide 14 - Slide

Vandaag
Les 1
  • Herhalen theorie Fictie blok 1
  • (Af)maken opdrachten Fictie blok 1
  • Afsluiting

Les 2
  • Uitleg en oefenen Grammatica blok 1 
  • Maken opdrachten Grammatica blok 1
  • Afsluitng



Slide 15 - Slide

Grammatica blok 1
  • Soorten werkwoorden
  • Zinsdelen: onderwerp en werkwoordelijk gezegde

Slide 16 - Slide

Weet je het nog? Er waren 3 soorten werkwoorden. Welke hoort er niet bij?
A
Voltooid deelwoord
B
Persoonsvorm
C
Onderwerp
D
Hele werkwoord

Slide 17 - Quiz

Persoonsvorm
Oefenzinnen:

  1. Vandaag doe ik goed mijn best op school.
  2. Wij rennen ieder weekend 5 kilometer.
  3. Wat is jouw favoriete eten?

Slide 18 - Slide

Weet je het nog? Er waren 3 manieren op de persoonsvorm te vinden. Welke hoort er niet bij?
A
Getalproef
B
Loopproef
C
Tijdproef
D
Vraagproef

Slide 19 - Quiz

Wat is de persoonsvorm:
Aïcha koopt een taart voor haar broertje.
A
een taart
B
haar broertje
C
Aïcha
D
koopt

Slide 20 - Quiz

Soorten werkwoorden
1. Persoonsvorm
2. Voltooid deelwoord
3. Hele werkwoord

Slide 21 - Slide

Jayden gaat fietsen.
Wat is het werkwoord 'fietsen'?
A
Heel werkwoord
B
Voltooid deelwoord
C
Persoonsvorm

Slide 22 - Quiz

Ik heb hard gefietst.
Wat is het werkwoord gefietst?
A
Heel werkwoord
B
Voltooid deelwoord
C
Persoonsvorm

Slide 23 - Quiz

Overzicht
3 soorten werkwoorden:
  • Persoonsvorm (kun je vinden met de tijdsproef, de vraagproef en de getalproef)
  • Voltooid deelwoord (begint vaak met ge-, be-, of ve-, vaak aan het eind van een zin. Er staat altijd ook in ieder geval een persoonsvorm in de zin)
  • Heel werkwoord (werkwoord zoals het in het woordenboek staat Er staat altijd ook in ieder geval een persoonsvorm in de zin). 

Zinsdelen: 
Je kunt een zin in stukjes hakken. De eerste twee zinsdelen zijn altijd: 
  • Het werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden uit de zin
  • Het onderwerp: degene die het doet (VRAAG die je stelt: wie of wat + wwg?) 

Slide 24 - Slide

Zelfstandig werken

Wat ga je maken?
>Grammatica blok 1, paragraaf 1.3 en 1.4

Wat doe je als je klaar bent? 
  • paragraaf 1.5
  • woordzoeker
  • doornemen theorie grammatica blok 1 + aantekeningen 


Hoe ga je werken?

Vanaf je iPad óf uit je boek 

  • 5 minuten opstarten: ruimte voor vragen aan medeleerlingen én docent
  • 5 minuten in stilte werken: alléén vragen aan docent
  • 5 minuten volledig in stilte werken: eventuele vragen onthouden of opschrijven
  • 5 minuten afsluiten: ruimte voor vragen aan medeleerlingen én docent

Slide 25 - Slide

Afsluiting
Hoe ging het vandaag:

Tijdens de uitleg?
Tijdens het zelfstandig werken?
Met de afspraken? 

Slide 26 - Slide