English - 15/03/21

English 15-03-21
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

English 15-03-21

Slide 1 - Diapositive

How was your weekend?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage

Today
Planning
Words unit 4
Grammar - vraagwoorden
Exercises

Slide 3 - Diapositive

Planning
Today
INLEVEREN Movie Assignment
Elke dag die je te laat bent kost je 0,5 punt van je cijfer

woensdag 24-03
Toets Unit 4
Studybox page 164-169

Slide 4 - Diapositive

Words
Klik hier om naar quizlet te gaan

Slide 5 - Diapositive

Grammar vraagwoorden
  • Ook in het Engels heb je verschillende vraagwoorden zoals in het Nederlands (wat, waar, wie, hoe, etc)

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Welke zijn er allemaal?

who
what
where
when
why
how
Welke zijn er allemaal?

wie
wat
waar
wanneer
waarom
hoe

Slide 8 - Diapositive

... are those people?
A Who
B Why
C What
D When
A
Who
B
Why
C
What
D
When

Slide 9 - Quiz

... is my bike?
A Why
B Who
C When
D Where
A
Why
B
Who
C
When
D
Where

Slide 10 - Quiz

... are you angry?
A When
B Why
C Who
D How
A
When
B
Why
C
Who
D
How

Slide 11 - Quiz

... is your dad?
A Why
B When
C How
D Where
A
Why
B
When
C
How
D
Where

Slide 12 - Quiz

________ were you born? In August or September?
A How
B What
C Why
D When
A
How
B
What
C
Why
D
When

Slide 13 - Quiz

______ is that woman, next to your father? I don't know her.

Slide 14 - Question ouverte

__________ do your grandparents live?

Slide 15 - Question ouverte

Korte samenvatting
Who:                       je gebruikt who om te vragen wie er wordt bedoeld.
What:                     je gebruikt what om te vragen wat iets is.
Where:                  je gebruikt where om te vragen naar een plaats.
When:                   je gebruikt when om te vragen naar een tijd.
Why:                      je gebruikt why om te vragen naar een reden
How:                      je gebruikt how om te vragen naar de manier waarop iets     gebeurt, of gevoelens.

Slide 16 - Diapositive

Wat weet je nu?
  • Je weet de 6 vraagwoorden
  • Je weet wanneer je welke gebruikt.

Slide 17 - Diapositive

Exercises



4.5 Writing: exercise 1, 2, 3, 4 en 5


Finished? Movie assignment

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive