Oefentoets Elektrictiteit 1 tm 3

Sommige stoffen laten elektrische stroom gemakkelijk door, andere stoffen laten elektrische stroom niet of slecht door. Zet de namen van de onderstaande stoffen in het juist vak.
ISOLATOR
GELEIDER
potloodstift
Hout
zuiverwater
koper
plastic
ijzer
1 / 17
suivant
Slide 1: Question de remorquage
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Sommige stoffen laten elektrische stroom gemakkelijk door, andere stoffen laten elektrische stroom niet of slecht door. Zet de namen van de onderstaande stoffen in het juist vak.
ISOLATOR
GELEIDER
potloodstift
Hout
zuiverwater
koper
plastic
ijzer

Slide 1 - Question de remorquage


Hiernaast zie je een Ampèremeter. Lees de stroomsterkte af.
A
3,3 A
B
0,33 A
C
0,033 A
D
0,33 V

Slide 2 - Quiz


Hiernaast zie je een Ampèremeter. Lees de stroomsterkte af.
A
1,6 A
B
0,016 A
C
0,016 A
D
1,6 V

Slide 3 - Quiz


Hiernaast zie je een Ampèremeter. Lees de stroomsterkte af.
A
2,2 A
B
0,22 A
C
0,022 A
D
22 A

Slide 4 - Quiz


Hiernaast zie je batterij en een accu. Dit zijn twee............ (vul in)

Slide 5 - Question ouverte

4 batterijen schakel je in serie in een afstandsbediening. Elke batterij heeft een spanning van 1,6 volt. Wat is de totale spanning in de afstandsbediening?
A
1,6 A
B
1,6 V
C
6,4 V
D
6,4 A

Slide 6 - Quiz


Hiernaast zie je een oplader van een mobiele telefoon. Hier zit een onderdeel dat de spanning van 230 V omzet naar 5 V. Hoe noem je dit onderdeel?
A
Accu
B
Oplader
C
Spanningsbron
D
Transformator

Slide 7 - Quiz

Je ziet hieronder een aantal schakelsymbolen. Plaats ieder schakelsymbool in het vakje met de juiste naam.
schakelaar
lamp
batterij
voltmeter

Slide 8 - Question de remorquage


Kijk naar de schakeling hiernaast. Welke bewering is juist?
A
Dit een parallelschakeling, de stroom is overal gelijk.
B
Dit is een serieschakeling, de stroom bij de batterij is lager dan 0,45 A.
C
Dit is een serieschakeling, de stroom is overal gelijk.
D
Dit is een parallelschakeling, de stroom bij de batterij is lager dan 0,45 A

Slide 9 - Quiz


Kijk naar de afbeelding hiernaast. Welke bewering is juist?
A
Dit is een serieschakeling, de stroom door de bovenste lamp is ook 0,60 A
B
Dit is een parallelschakeling, de stroom door de bovenste lamp is ook 0,60 A.
C
Dit is een parallelschakeling, de stroom door de bovenste lamp is ook 1,50 A
D
Dit is een parallelschakeling, de stroom door de bovenste lamp is 0,90 A

Slide 10 - Quiz

Kijk naar de afbeelding hiernaast. De batterij heeft een spanning van 9 volt. Hoeveel spanning krijgt het rechter lampje?
A
9 V
B
12 V
C
4,5 V
D
14 V

Slide 11 - Quiz


Kijk naar de schakeling hiernaast. Ga ervan uit dat alle lampjes gelijk zijn. Door lamp 1 loopt een stroom van 0,60 A. Hoe groot is de stroom door lamp 2?
A
0,60 A
B
0,30 A
C
1,20 A
D
Dat kun je met deze gegevens niet berekenen.

Slide 12 - Quiz


Kijk naar de schakeling hiernaast. Ga ervan uit dat de lampjes 1 en 2, en 3, 4 en 5 gelijk zijn. Door lamp 1 loopt een stroom van 0,60 A. De totale stroomsterkte is 2,4 A. Hoe groot is de stroom door lamp 4?
A
0,60 A
B
0,40 A
C
1,80 A
D
Dat kun je met deze gegevens niet berekenen.

Slide 13 - Quiz


Kijk naar de schakeling hiernaast. Je ziet genummerde lampjes en genummerde schakelaars.
Welke lampjes branden er in deze situatie?
A
Alle lampjes zijn uit.
B
Alleen lamp 4 is uit.
C
Lamp 1, 2 en 6 branden.
D
Alle lampjes branden.

Slide 14 - Quiz


Kijk naar de schakeling hiernaast. Je ziet genummerde lampjes en genummerde schakelaars.
Wat zal er gebeuren als we schakelaar 1 sluiten?
A
Alleen lamp 4 zal niet branden.
B
Alle lampje zullen gaan branden.
C
Lamp 1, 2, en zullen branden.
D
Alle lampjes zullen uitgaan.

Slide 15 - Quiz

Je ziet een fietslamp, een horloge en een oven. Plaaats de apparaten in het juiste vak.
minste vermogen
grootste vermogen
gemiddeld vermogen

Slide 16 - Question de remorquage

Reken om:
400 mA =
A
4 A
B
40 A
C
0,4 A
D
0,40 A

Slide 17 - Quiz