1hv - werkwoorden op -er + getallen 20-60

HV1 - Les verbes en -er
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

HV1 - Les verbes en -er

Slide 1 - Diapositive

Les objectifs 
À la fin de la leçon ken/kun je: 
--> regelmatige Franse werkwoorden op -er herkennen in de tegenwoordige tijd. 
--> de regel van het vervoegen van de regelmatige werkwoorden op -er. 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Regelmatige ww op -er
De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op -ER
Bijvoorbeeld:
  • danser
  • travailler
  • donner
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden op-er. 

Slide 4 - Diapositive

De stam
De stam van het werkwoord maak je door -ER van het hele werkwoord af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:
parler --> parl
danser --> dans

Slide 5 - Diapositive

je (ik)
+ e
tu (jij)
+ es
il (hij)
+ e
elle (zij)
+ e
on (men/we)
+ e
nous (wij)
+ ons
vous (jullie/u)
+ ez
ils (zij, mnl)
+ ent
elles (zij, vrl)
+ ent
UITGANGEN

van de 
werkwoorden
op

-ER

Slide 6 - Diapositive

De uitgangen van regelmatige werkwoord op -er

Slide 7 - Diapositive

Sleep de uitgangen naar de juiste plek!

Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
E
ES
E
ONS
EZ
ENT

Slide 8 - Question de remorquage

Wat is de stam van parler?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de stam van marcher?

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de stam van danser?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de stam van inviter?

Slide 12 - Question ouverte

donner - tu ...
A
donner
B
donne
C
donnes
D
donnons

Slide 13 - Quiz

demander - nous ...
A
demandez
B
demandent
C
demandons
D
demande

Slide 14 - Quiz

manger - je ...
A
manger
B
mangez
C
manges
D
mange

Slide 15 - Quiz

danser - elle ...
A
dansons
B
danses
C
danse
D
dansez

Slide 16 - Quiz

parler - vous ...
A
parlez
B
parlons
C
parlent
D
parle

Slide 17 - Quiz

vertaal:
hij praat
A
il parles
B
il parlons
C
il parler
D
il parle

Slide 18 - Quiz

vertaal:
jij zoekt
A
tu cherches
B
tu cherche
C
tu cherchons
D
tu cherchez

Slide 19 - Quiz

Ik ken de regel om regelmatige werkwoorden op -er te vervoegen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage

Les nombres 20-69

20: vingt
21: vingt et un
24: vingt-quatre

30: trente
31: trente et un
37: trente-sept



40: quarante
41: quarante et un
43: quarante-trois

50: cinquante
51: cinquante et un
58: cinquante-huit

60: soixante
61: soixante et un

Slide 21 - Diapositive

Sleep de getallen naar de juiste plaats op de lineaal:
treize
trois
zéro
six

onze
seize
vingt

Slide 22 - Question de remorquage

deux + sept =
A
dix-sept
B
huit
C
onze
D
neuf

Slide 23 - Quiz

vingt - six =
A
quatorze
B
treize
C
quinze
D
seize

Slide 24 - Quiz

quinze + quatre =
A
dix-sept
B
dix-neuf
C
dix-huit
D
neuf

Slide 25 - Quiz

seize - trois =
A
douze
B
dix-neuf
C
treize
D
quatorze

Slide 26 - Quiz

trente-cinq
quarante-quatre
vingt-neuf
trente-neuf
vingt-deux
quarante et un

Slide 27 - Question de remorquage

Schrijf de getallen in cijfers op:
vingt-huit

Slide 28 - Question ouverte

Schrijf de getallen in cijfers op:
quarante-cinq

Slide 29 - Question ouverte

Schrijf de getallen in cijfers op:
soixante

Slide 30 - Question ouverte

Schrijf de getallen in cijfers op:
quarante-neuf

Slide 31 - Question ouverte

45
A
cinquante-quatre
B
quatre-cinq
C
quarante-cinq
D
cinq-quarante

Slide 32 - Quiz

67
A
soixante-six
B
six-sept
C
sept-soixante
D
soixante-sept

Slide 33 - Quiz

50
A
quarante-dix
B
cincante
C
cinquant
D
cinquante

Slide 34 - Quiz

Toetsweek
Zie Teams voor de stof en extra materiaal

Slide 35 - Diapositive