Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat ga je deze periode doen?
De volgende toets Nederlands gaat over leesvaardigheid.
60% van het examen NL bestaat uit Leesvaardigheid en daarnaast moet je bij andere vakken ook heel goed lezen.
Waarom is lezen eigenlijk zo belangrijk?
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Wat ga je vandaag leren?
--> Je gaat weer kennis maken met de begrippen van lezen van vorig jaar
--> Je kent 3 verschillende manieren om een tekst te lezen
--> Je herkent 6 verschillende tekstdoelen
Slide 4 - Diapositive
Leesmanieren
Niet elke tekst moet je op dezelfde manier lezen. Dat hangt af van wat jouw doel is met de tekst. Zo lees je een hoofdstuk van Economie heel anders dan de gebruiksaanwijzing van jouw mobiele telefoon.
Er zijn 3 manieren om een tekst te lezen:
Slide 5 - Diapositive
Zoekend lezen
Je zoekt gericht naar informatie die je nodig hebt. Je leest niet de hele tekst
- Kijk naar de anders/vet gedrukte woorden.
- Let op opvallende tekens, tabellen, grafieken en afbeeldingen.
Slide 6 - Diapositive
Verkennend lezen
Je onderzoekt of je de tekst wilt gaan lezen.
bekijk de titel en de bron
bekijk de afbeeldingen
lees de tussenkopjes
lees eventueel de inleiding
Slide 7 - Diapositive
Grondig lezen
Je leest de hele tekst, want je wilt de tekst begrijpen.
denk aan wat je al weet
stel vragen aan jezelf
probeer voor je te zien wat je leest
Slide 8 - Diapositive
Moet je de hele tekst lezen bij zoekend lezen?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje
D
Misschien
Slide 9 - Quiz
Geef een voorbeeld van een tekst die je grondig moet lezen.
Slide 10 - Question ouverte
Wat voor soort tekst zou jij verkennend lezen?
A
overzicht Netflix
B
theorie brommer examen
C
kookrecept
D
gebruiksaanwijzing iPhone
Slide 11 - Quiz
Tekstdoelen
Je begrijpt een tekst beter als je beseft met wat voor soort tekst je te maken hebt en wat het doel van de schrijver is.
Er zijn 6 tekstdoelen:
Slide 12 - Diapositive
Informeren
De schrijver wil informatie geven, je iets nieuws laten weten.
Slide 13 - Diapositive
Uitleggen
De schrijver wil je iets uitleggen of je een instructie geven.
Slide 14 - Diapositive
Mening geven
De schrijver wil zijn mening laten zien of de mening van anderen.
Slide 15 - Diapositive
Overtuigen
De schrijver wil jou overtuigen van zijn mening. Hij kan je ook willen waarschuwen of adviseren.
Slide 16 - Diapositive
Amuseren
De schrijver wil jou amuseren. Hij wil graag bepaalde gevoelens bij jou oproepen.
Slide 17 - Diapositive
Activeren
De schrijver wil dat je iets gaat doen!
Slide 18 - Diapositive
Opdracht 6 tekstdoelen
Je hebt net 6 tekstdoelen gelezen. Zoek nu bij elk tekstdoel een voorbeeld (plaatje) van internet.
Bijvoorbeeld:
Informeren -->
Zet de 6 tekstdoelen in een word-document en zet het juiste plaatje erachter. Mail jouw document naar mij: aherder@ogmf.nl
timer
20:00
Slide 19 - Diapositive
Op een schaal van 1 tot 5, in hoeverre denk je dat je de 6 tekstdoelen al kunt herkennen?
Slide 20 - Sondage
Ik ken 3 manieren om een tekst te lezen
Waar heb je het over?
Ik ken 1 manier om een tekst te lezen
Ik ken 2 manieren om een tekst te lezen
Ik ken 2 manieren om een tekst te lezen
Slide 21 - Sondage
Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.
Slide 22 - Question ouverte
Aan het werk
Maak nu de tekst met vragen, deze ontvang je van je docent op papier.