3.1._3.4.Herhaling

lesstof &3.1-&3.4
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

lesstof &3.1-&3.4

Slide 1 - Diapositive

Bronnen van inkomen
Met tegenprestatie
  • inkomen uit arbeid
  • inkomen uit bezit

Zonder tegenprestatie
  • overdrachtsinkomen

Slide 2 - Diapositive

Soorten inkomen
Inkomen uit arbeid
  • Loon
  • Prestatieloon: bonus als je goed gewerkt hebt
  • Eindejaarsuitkering
  • Vakantiegeld
  • Inkomen uit natura: betaald worden met goederen of diensten (auto van de zaak, telefoon... )

Slide 3 - Diapositive

Soorten inkomen
Inkomen uit bezit
  • Rente (spaargeld)
  • Dividend (aandelen)
  • Winst (eigen bedrijf)
  • Huur (huis)
  • Pacht (grond)

Slide 4 - Diapositive

Nationaal inkomen
Alle inkomens uit arbeid en bezit samen vormen het Nationaal inkomen. 

In Nederland was dat in 2021: 880 miljard euro.
We zijn daardoor de 4e economie van Europa. 

Slide 5 - Diapositive

Overdrachtsinkomen
  • het is inkomen waar geen tegenprestatie voor nodig is
  • je krijgt het wanneer je er recht op hebt
  • er zijn voorwaarden
  • het wordt betaald door de overheid (uit belastingopbrengsten)

Slide 6 - Diapositive

Soorten uitgaven
  • Dagelijkse uitgaven
  • Vaste lasten
  • Incidentele uitgaven
De gewone uitgaven die je betaald van het huishoudgeld (bijv. eten, drinken, persoonlijke verzorging)
De uitgaven die iedere maand of kwartaal terugkomen (bijv. rekening voor gas en elektriciteit, woonlasten, verzekeringen, contributies en abonnementen)
Uitgaven die je niet zo vaak doet of die niet regelmatig zijn (kleding, meubels, vakantie, reparaties)

Slide 7 - Diapositive

Een budgetplan opstellen
  • Stel de gemiddelde inkomsten vast. (Je budget). 
  • Stel de uitgaven vast.
  • Stel de voorlopige uitgaven vast per soort.
  • Stel het gewenste spaarbedrag vast.
  • Stem je uitgaven per soort (vaste lasten, dagelijkse uitgaven en incidentele uitgaven) en je spaarbedrag af op je budget.

Slide 8 - Diapositive

Waarom reserveren?
Duurzame gebruiksgoederen moeten vervangen worden.
Beperkte gebruiksduur
  • Kapot
  • Verouderd
  • Betere alternatieven

Slide 9 - Diapositive

Restwaarde
Duurzame goed is kapot/onverkoopbaar= geen restwaarde
Duurzame goed heeft nog waarde/verkoopbaar= wel restwaarde

Slide 10 - Diapositive



Voorbeeld: Sophie wil over twee jaar een nieuwe scooter van € 1.800 kopen. Haar oude scooter is dan nog € 300 waard.  Hoeveel moet ze per maand reserveren? 
Ze moet 2 x 12 = 24 maanden reserveren.  
Ze reserveert (€ 1.800- € 300): 24 = € 62,50 per maand. 
§3.4 reserveren
aanschafwaarde - restwaarde : gebruiksduur = te reserveren bedrag

Slide 11 - Diapositive

Toets &3.1-&3.4
Datum woensdag 27 januari (1e of 3e lesuur)

Voorbereiden
Leren: samenvatting en begrippen
Maken:  Test je zelf &3.1 t/m &3.4 op de DLO van Economisch Bekeken.

Slide 12 - Diapositive