Trede 22 - Pecha Kucha

Welkom

Spreekvaardigheid
Nederlands
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom

Spreekvaardigheid
Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je hoe je overtuigend spreekt en wat de AUB-methode is.

  • kun je uitleggen waar je op moet letten als jij je presentatie afstemt op je publiek.

  • kun je argumenten bij een stelling verzinnen volgens de AUB-methode. 

  • kun je zelfstandig een Pecha Kucha maken waarbij je als doel hebt iemand te overtuigen. 

Slide 2 - Diapositive

Lesprogramma
  1. Uitleg overtuigend spreken (vorm en inhoud)

  2. Zelfstandig aan de slag met presentatie

  3. Lesafsluiting

Slide 3 - Diapositive

Stappenplan
  1. Kies of bedenk je stelling.

  2. Bedenk argumenten bij je stelling (werk volgens de AUB-methode).

  3. Bedenk wat je tijdens de inleiding en het slot wilt zeggen (dan ben je zelf in beeld).

  4. Schrijf dat wat je wilt zeggen volledig uit (meet de tijd).

  5. Zoek passende afbeeldingen bij je middenstuk. 

Slide 4 - Diapositive

Wat is een argument?
  • Een argument is een reden waarom je iets vindt. Een uitleg bij je mening.

  • Als je bijvoorbeeld zegt dat je niet naar buiten wilt dan kun je als uitleg geven:
    'ik wil niet naar buiten omdat het regent' of 'het regent, daarom wil ik niet naar buiten'. 

  • Het argument is dan: het regent.

Slide 5 - Diapositive

signaalwoorden
  • De woorden 'omdat' en 'want' staan aan het begin van een argument.
    Voorbeeld: Ik heb meer zakgeld nodig, want kleding is duur.

  • De woorden 'daarom' en 'dus' komen juist na een argument
    Voorbeeld: Mijn nichtje is nog klein, daarom begrijpt ze niet alles wat ik zeg.

Slide 6 - Diapositive

Hoe maak je een goed argument?

  • In een debat is het belangrijk dat je je argumenten goed kunt uitleggen. Dat doe je door het nemen van drie stappen:

  1. Zeg je wat het argument (A) is, 
  2. Leg je het argument uit (U) 
  3. Geef een voorbeeld. Bijvoorbeeld... (B)

  • Je kunt dat onthouden met het ezelsbruggetje AUB...

Slide 7 - Diapositive

AUB-methode

  1. Argument: je noemt je argument.

  2. Uitleg: je geeft uitleg bij het argument. Dit kun je doen door twee stappen te volgen:
    1. Leg uit waarom het zo is. 2. Leg uit waarom het goed of slecht is dat het zo is.

  3. Bijvoorbeeld: Een voorbeeld dat je argument duidelijker maakt.
    Dit kunnen ook cijfers of feiten zijn die je op het internet hebt opgezocht.

Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld
  • Als je AUB gebruikt om een argument voor de stelling...

  • 'Schooluniformen moeten worden verplicht.'

  • ...uit te leggen, ziet dit er zo uit:

Slide 9 - Diapositive

'Schooluniformen moeten worden verplicht'
Argument: 
Het dragen van schooluniformen zorgt ervoor dat er minder gepest wordt.

Uitleg: 
Vaak wordt iemand gepest, omdat hij er anders uit ziet. Met een schooluniform ziet iedereen er hetzelfde uit en valt die reden weg. Dat is goed, want pesten heeft grote en nare gevolgen.

Bijvoorbeeld: 
Het is bekend dat gepeste kinderen minder gelukkig zijn en soms zelfs depressief. Kijk maar naar het nieuws; sommige gepeste kinderen willen zelfs niet meer leven.

Slide 10 - Diapositive

Spreekdoelen
  • Amuseren: een aansprekend verhaal vertellen.

  • Informeren: feiten geven in plaats van meningen.

  • Instrueren: uitleg in stappen.

  • Overtuigen: mening geven met argumenten.

Slide 11 - Diapositive

Boodschap afstemmen op publiek
  • Voorkennis: wat weet het publiek al over dit onderwerp?

  • Interesse: wat zouden ze graag willen weten?

  • Voorbeelden: welke voorbeelden spreken dit publiek aan?

  • Taalgebruik: begrijpt je publiek wat je zegt en voelen ze zich serieus genomen?
Spreek een onbekend publiek altijd met ‘u’ aan, ook als het leeftijdsverschil klein is.
Vind je dat onnatuurlijk? Vraag dan toestemming om te tutoyeren (jij- en je zeggen).

Slide 12 - Diapositive

Wat is het verschil tussen formele en informele taal?

Slide 13 - Question ouverte

Informeel en formeel
  • In een persoonlijk gesprek of als je tegen een bekend publiek spreekt gebruik je informele taal (Spreek aan met 'je' en 'jij').

  • Als je gesprek een zakelijk doel heeft, pas dan de woordkeus aan en gebruik formele taal (spreek aan met 'u', 'meneer/mevrouw').

Slide 14 - Diapositive

Tips


  • Zorg dat je duidelijk en overtuigend spreekt.

  • Oefen vaak.

  • Zorg voor een sterke inhoud en een goede vorm.

  • Controleer de inhoud (of laat die controleren).

  • Bedenk goed wie je publiek is. 

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag!
  • Bedenk welke stelling je gaat gebruiken en maak een eerste opzet van je argumenten.

Slide 16 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat een Pecha Kucha is en wat de AUB-methode is.

  • kun je uitleggen waar je op moet letten als jij je presentatie afstemt op je publiek.

  • kun je argumenten bij een stelling verzinnen volgens de AUB-methode. 

  • kun je zelfstandig een Pecha Kucha maken waarbij je als doel hebt iemand te overtuigen. 

Slide 17 - Diapositive

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 18 - Question ouverte

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 19 - Question ouverte