Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
etiketten
Wat staat er op een etiket?
Slide 1 - Diapositive
Wat staat er op een etiket?
Slide 2 - Carte mentale
Naam van het product
De inhoud
Hier staat het gewicht zonder de verpakking. Vaak is dit in gram of liters. Als er een E voor staat , betekent dat ongeveer.
Allergie informatie
Sommige mensen zijn overgevoelig voor bepaalde voedingsmiddelen. Dit noemen we allergie.
Houdbaarheidsdatum
THT betekent: Ten Minste Houdbaar Tot (met datum) Tot en met die datum garandeert de fabrikant de kwaliteit van het product. Je kan verse producten zoals melk en vlees niet ao lang bewaren, omdat ze snel bederven
Voedingswaarde
Hier staat de hoeveelheid eiwitten, koolhydraten, vetten en energie die in het product zit. Meestal per 100 ml of 100 gram
streepjescode
De streepjescode is nodig voor het afrekenen bij de kassa
Ingrediënten
Het ingrediënt dat bovenaan staat is het hoofdingredíënt. De E staat voor hulpstoffen zoals bijvoorbeeld E120. Hulpstoffen zijn conserveermiddelen, kleur-, geur- en smaakstoffen.
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Hoeveel is 100 m?l
Hoeveel calorien heeft een gemiddelde volwassenen nodig?
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Wat zijn de verschillen tussen de twee etiketten?
Slide 8 - Question ouverte
Je moet minimaal ander halve (1,5) liter water drinken op één dag
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quiz
Wat staat er bovenaan bij de ingrediënten?
A
Wat het lekkerste is
B
Wat er het minst in zit?
C
Wat er het meest inzit
D
W
Slide 10 - Quiz
Waarvoor is de streepjescode?
A
Om af te rekenen
B
Om te zien waar het product vandaan komt
C
Om te zien hoeveel erin zit
D
Om te zien wat er in het product zit
Slide 11 - Quiz
Wat betekent " een allergie hebben"
A
Dat je ziek wordt van bepaalde producten
B
Dat je iets lekker vindt
Slide 12 - Quiz
Wat betekent THT?
A
Tijd Houdbaarheid Tenminste
B
Ten minste Houdbaar Tot
C
Tot Hier Ten minste
Slide 13 - Quiz
Wat drink jij op een dag? Hoeveel glazen/ kopjes van .....?