Snelcursus Geslachtsregels

Lernziele
  • Je kunt het geslacht van een woord aangeven
  • Je kunt een medeleerling uitleggen welke lidwoorden er zijn
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Lernziele
  • Je kunt het geslacht van een woord aangeven
  • Je kunt een medeleerling uitleggen welke lidwoorden er zijn

Slide 1 - Diapositive

Vul het juiste lidwoord in

..... Mann
A
der
B
die
C
das

Slide 2 - Quiz

Vul het juiste lidwoord in

.... Kuh
A
der
B
die
C
das

Slide 3 - Quiz

Geslechte 
  • Es gibt 3 Geslechte in der deutsche Sprache: 

  • Männlich (der)
  • Weiblich (die)
  • Sachlich (das)

Slide 4 - Diapositive

Männlich (der)
  • männliche Personen, Tiere oder Berufe
  • Wochentage 
  • Monate

  • der Sohn, der Stier, der Busfahrer
  • der Sonntag
  • der Dezember



Slide 5 - Diapositive

Weiblich (die)
  • weibliche Personen, Tiere oder Berufe
  • Endet auf -heit, -keit, -schaft, -ion, -ung
  • Viele Wörter mit -e (80%)

  • die Tochter, die Kuh, die Busfahrerin
  • die Freiheit, Fröhlichkeit, Gesellschaft, Lektion, Umgebung
  • die Nase


Slide 6 - Diapositive

Sachlich (das)
  • Viele niederländische 'het' Wörter
  • Endet auf -chen, lein (Verkleinerungen)


  • das Haus
  • das Mädchen, das Fräulein


Slide 7 - Diapositive

Extra info
  • Sommige woorden zijn samengesteld, bijvoorbeeld:
  • das Fahrrad (het rijwiel, der fiets)
  • das Königshaus


  • In zo'n geval bepaalt het laatste deel van een woord het lidwoord. 


Slide 8 - Diapositive

Sleep de juiste uitleg naar het juiste geslacht
Mannelijk (der)
Vrouwelijk (die)
Onzijdig (das)
Persoon of dier (m)
Weekdagen
Maanden
Persoon of dier (v)
Eindigt op -heit, -keit
Eindigt op -ion, -ung
Eindigt op -chen, -lein
Eindigt op -schaft
Eindigt op -e (80%)
'het' woord in NL (80%)

Slide 9 - Question de remorquage

Vul het juiste lidwoord in

.... Nase (neus)
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quiz

Vul het juiste lidwoord in (der, die, das):

Wo hast du ......... Mädchen gesehen?

Slide 11 - Question ouverte

Vul de juiste lidwoorden in

Wir sehen uns ...... Spiel gegen ..... deutsche Mannschaft an.
A
die, der
B
das, der
C
der, das
D
das, die

Slide 12 - Quiz

Vul het juiste lidwoord in (der, die, das):

...... Freiheit der Ukrainer finde ich sehr wichtig.

Slide 13 - Question ouverte

Vul het juiste lidwoord in (der, die, das):

Ich kann ....... Fahrrad nicht mehr auffinden.

Slide 14 - Question ouverte

Extra Aufgaben
https://duitsleren.org/oefeningen/substantieven/geslacht/

https://duitsleren.org/oefeningen/substantieven/der-die-das/


Slide 15 - Diapositive