uitlegfilmpjes zwakke ww

HERHALING
hoe vervoeg je zwakke werkwoorden ?
wat zijn de uitzonderingen?

kijk de volgende uitlegfilmpjes en maak daarna de opdrachten verderop!
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

HERHALING
hoe vervoeg je zwakke werkwoorden ?
wat zijn de uitzonderingen?

kijk de volgende uitlegfilmpjes en maak daarna de opdrachten verderop!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Bijzonderheden
Stam eindigt op -d of -t  


du, er/sie/es, ihr    >    krijgen een extra 'e'

(dan is het makkelijker uit te spreken)

Slide 3 - Diapositive

Voorbeelden
reden (= praten) .....zie hieronder

arbeiten(=werken)

ich red-e                                 wir red-en
du red- est                              ihr red-et
er red- et                                  sie/Sie reden

red-en
     

Slide 4 - Diapositive

Nog 1 klein puntje
Als de stam op een 's'-klank eindigt   (bijv. s, ss, ß, z):

dan komt er bij
du alleen een 't' achter de stam


(Anders zou je twee keer een 's' hebben staan en dat had je waarschijnlijk automatisch al weggelaten, toch?)

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

voltooid deelwoord?
uitlegfilmpje over het vormen van het voltooid deelwoord bij zwakke werkwoorden in het Duits.

bekijk ook dit filmpje!

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Vidéo

onbepaald lidwoord
ein of eine?
kein of keine?

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

EEN = EIN of EINE
EEN wordt vertaald naar ein of eine
ein = mannelijk en onzijdig
eine = vrouwelijk
(krijgt dus een -e) 

Slide 12 - Diapositive

GEEN = KEIN of KEINE
GEEN wordt vertaald naar "kein of keine"
kein = mannelijk en onzijdig
keine = vrouwelijk of meervoud (let op! EINE kan nooit meervoud zijn)
(krijgt dus een -e) 

Slide 13 - Diapositive

und jetzt üben......



Noteer je antwoorden eerst in je schrift en kijk daarna of je het goed had........

Slide 14 - Diapositive

Ergänze die Verben in der richtigen Form:
lachen       Sie (ev) ........... den ganzen Tag.
spielen      Ich ............ seit 3 Jahren Gitarre.
rasen         Du ........... viel zu schnell!
lassen        Ihr ......... das bitte sein!
geben        Wir ..........dem Hund einen Ball.
hassen       Er .......... diese Aufgaben.
schreiben   Frau Müller, bitte ............... Sie !

Slide 15 - Diapositive

Lösung
  • lacht
  • spiele
  • rast
  • lasst
  • geben
  • hasst
  • schreiben 

Slide 16 - Diapositive

der,die oder das?
Noteer je antwoorden eerst in je schrift en kijk daarna of je het goed had........

Slide 17 - Diapositive

.......Kuh
.......Mann
.......Reise
.......Haus
.......Freiheit
........Kind
.......Arzt
.......Bruder
.......Freund
........Träume (mv)
.........Erinnerung
.........Mappe
.........Hahn
..........Handy
..........Mädchen
..........Name (m)
.........Auto (o)

Slide 18 - Diapositive

  • die
  • der
  • die
  • das
  • die
  • das
  • der
  • der
  • der
  • die
  • die
  • die
  • der
  • das
  • das 
  • der
  • das

Slide 19 - Diapositive

ein/eine oder kein/keine
(een)    Darf ich bitte ........ Suppe(v) haben?
(geen)  Ich habe jetzt ....... Zeit (v).
(geen)  Wir erwarten ......... Probleme (mv).
(een)    Er hat ........ Auto (o) gekauft.
(een)    ..... Onkel (m) von mir ist sehr nett.
(geen)  Ich mag ......... Spaghetti. (mv)

Slide 20 - Diapositive

Lösung
  • eine 
  • keine
  • keine
  • ein
  • ein
  • keine

Slide 21 - Diapositive

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd

Slide 22 - Quiz

spelen = spielen
Sie(ev)__________ gerne Fußball.

Slide 23 - Question ouverte

houden van = lieben
Ich __________ dich!

Slide 24 - Question ouverte

maken = machen
Wir __________ gern Musik!

Slide 25 - Question ouverte

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
Stam op groepje medeklinkers : het probleem
regn
regn
regn

regn
regn
regn
stam: -en eraf
regnen -> regn
öffnen -> öffn
atmen -> atm
zeichnen -> zeichn


uitleg

Slide 26 - Diapositive

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
Stam op groepje medeklinkers : het probleem

öffn
atm


zeichn

stam: -en eraf
regnen -> regn
öffnen -> öffn
atmen -> atm
zeichnen -> zeichn


uitleg

Slide 27 - Diapositive

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
Stam op groepje medeklinkers: de oplossing

öffn
regn


atm


e
e


e

stam: -en eraf
regnen -> regn
öffnen -> öffn
atmen -> atm
zeichnen -> zeichn


uitleg

Slide 28 - Diapositive

Vertaal 'jij rekent'

rechnen (= rekenen)
A
du rechnst
B
du rechnest
C
er rechnt
D
er rechnet

Slide 29 - Quiz

Vertaal 'jullie borstelen'

bürsten (= borstelen)
A
ihr bürst
B
ihr bürstet
C
ihr bürtet
D
ihr bürsten

Slide 30 - Quiz

Vertaal 'jij heet Thom'

heißen (= heten)
A
er heißt Thom
B
du heißst Thom
C
du heißt Thom
D
er heißst Thom

Slide 31 - Quiz

Vertaal 'jij danst'

tanzen (= dansen)
A
du tanzest
B
du tanzst
C
du tanzt

Slide 32 - Quiz

heißen
Ihr ... Sandra und Felix.
A
heißen
B
heißt
C
heißst
D
heiße

Slide 33 - Quiz

lieben
Warum ... er Fußball so sehr?
A
liebt
B
liebe
C
lieben
D
liebst

Slide 34 - Quiz

wohnen
Am besten ... man (=men) in Australien.
A
wohnen
B
wohne
C
wohnst
D
wohnt

Slide 35 - Quiz

reisen
Wir ... nächstes Jahr nach Japan.

Slide 36 - Question ouverte

heißen
Er ... doch Tim?

Slide 37 - Question ouverte

Slide 38 - Lien

Slide 39 - Lien