Past Simple

Past Simple
Verleden tijd
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Past Simple
Verleden tijd

Slide 1 - Diapositive

Introductie
Je gebruikt de past simple (verleden tijd) om aan te geven dat iets in het verleden plaatsvond of gebeurde.

Bijvoorbeeld:
In 2016 we visited Aruba.
Ilka phoned me a couple of days ago.
I was very shy as a child.

Slide 2 - Diapositive

Hoe zet je een werkwoord in de verleden tijd?

zet -ed achter het werkwoord.



  • walk = walked
  • stop = stopped
  • play = played
  • visit = visited

Slide 3 - Diapositive

LET OP
Werkwoorden eindigend op medeklinker + y

Slide 4 - Diapositive

Onregelmatige werkwoorden

Onregelmatige werkwoorden hebben een geheel eigen vorm in de verleden tijd. Bijvoorbeeld:


to drink - drank (niet: drinked)
to sleep - slept (niet: sleeped)




Slide 5 - Diapositive

Lijst met onregelmatige werkwoorden

Het Engels heeft veel onregelmatige werkwoorden. Vaak worden ze in een lijst bij elkaar gezet.

Die lijst staat op blz 81

Onregelmatige werkwoorden moet je uit het hoofd leren. 

Slide 6 - Diapositive

Wat is de past simple van:
to sing

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de past simple van:
to beg

Slide 8 - Question ouverte

Wat is de past simple van:
to stay

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de past simple van:
to prefer

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de past simple van:
to be

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de past simple van:
to thank

Slide 12 - Question ouverte

Wat is de past simple van:
to give

Slide 13 - Question ouverte

Wat is de past simple van:
to cry

Slide 14 - Question ouverte

Is de zin goed of fout?
She teached me how to speak Spanish.
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quiz

Is de zin goed of fout?
I travelled a lot by bus when I was young.
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quiz

Is de zin goed of fout?
Ritchie laughed when I dropped my phone.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quiz

Is de zin goed of fout?
I buyed the tickets weeks ago.
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quiz

Is de zin goed of fout?
He read her message and wrote a nice reply.
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quiz

Is de zin goed of fout?
My mother has visitted me twice last month.
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quiz

Verbeter de zin:
She teached me how to speak Spanish.

Slide 21 - Question ouverte

Verbeter de zin:
I buyed the tickets weeks ago.

Slide 22 - Question ouverte

Verbeter de zin:
My mother has visitted me twice last month.

Slide 23 - Question ouverte

en nu
ga naar allright max unit 2
kies voor 2.2 en ga verder met de opdrachten.
Je moet 1 tot en met 10 maken

Slide 24 - Diapositive