10. und 12. Mai 2023/Vorbereiten Schreibtest

Startaufgabe
Wie heißen folgende Berufe auf Deutsch?



timer
5:00
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Startaufgabe
Wie heißen folgende Berufe auf Deutsch?



timer
5:00

Slide 1 - Diapositive

Startaufgabe
Wie heißen folgende Berufe auf Deutsch?






Der Polizist    die Krankenschwester     die Ärztin            der Lehrer




Slide 2 - Diapositive

Startaufgabe

a oder b und warum?
timer
4:00

Slide 3 - Diapositive

dass und das
Ich wünsche mir so sehr, dass es im Winter schneit: voegwoord.

Das Buch, das du mir gegeben hast, war super interessant!: verwijzing naar zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Diapositive

Vorbereitung zum Schreibtest
  • Dokument in 'bronnen': Vorbereitung zum Schreibtest
  • De vervoeging van de zwakke werkwoorden zoals 'machen', ‘wohnen’ enz.
  • de werkwoorden haben en sein in de t.t. en de v.t.
  • het werkwoord 'werden’ in de t.t.
  • de Modalverben in de t.t.
  • om kunnen gaan met het naamvallenschema

Slide 5 - Diapositive

Mitnehmen
Wörterbuch N-D
Je eigen naamvallenschema

Slide 6 - Diapositive

Aufgabe
De Duitse variant van het lied "Zoutelande" BLØF heet 'Frankfurt oder' van Bosse feat en Anna Loos.
Je luistert naar de muziek en leest de tekst mee.
Zing je mee? 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Was werden wir heute machen?
Vorbereiten zum Schreibtest am Mittwoch dem 17. Mai!

Uitleg toets (zie ook voorbereiding toets in bronnen)

Slide 9 - Diapositive

Wie, was und wie lange?

Document ter voorbereiding: 
Vragen beantwoorden, woorden opzoeken
Planning:
10 Mai: vragen 1-20 in document beantwoorden, individueel, pagina 1 en 2
12. Mai
  • pagina 3 opzoeken,
  • briefconventies doornemen,
  • schtijftips
  • stukje schrijven, 
  • leren

Slide 10 - Diapositive

Briefconventies
Wat zijn in de mail/brief rechts de briefconventies (opmaak van een mai/brief)?
Noteer er minimaal 5
Overleg met buurvrouw/buurman
Liebe Sigrun / lieber Roland,

wie geht es dir? Mir geht es gut.
.........................................................................................................................
Ich hoffe, dass du mir bald zurück schreibst.

Liebe Grüße / alles Gute / Tschüss

Annet
timer
2:00

Slide 11 - Diapositive

Beste vertaal je in het Duits met:
A
liebe bij 1 persoon en lieber bij 2 personen
B
liebe bij bekenden en lieber bij familie
C
met liebe bij vrouwen en lieber bij mannen

Slide 12 - Quiz

de eerste zin na de aanhef begin je met een hoofdletter
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Na de afsluitende groet komt
A
een komma
B
een punt
C
niets

Slide 14 - Quiz

Liebe Sigrun / lieber Roland,

wie geht es dir? Mir geht es gut.
.........................................................................................................................
Ich hoffe, dass du mir bald zurück schreibst.

Liebe Grüße / alles Gute / Tschüss

Annet


  1. Liebe bij vrouwelijk persoon/lieber bij mannelijk
  2. komaa
  3. spatie
  4. Eerste zin geen hoofdletter
  5. Middenstuk
  6. Slotzin
  7. Spatie
  8. Groet zonder komma
  9. spatie
  10. Naam

Slide 15 - Diapositive

Noch einige Tipps: mache Notizen
ob - oder:   of
entweder - oder: of - of
denn: want
weil: omdat

Slide 16 - Diapositive

ob = of (als voegwoord na een komma)

Ich weiß noch nicht, ob ich studieren will.
oder = of
(bij een keuze)

Soll ich jetzt Hausaufgaben machen, oder shoppen gehen?

Slide 17 - Diapositive

Entweder ............... oder = of....of
Entweder du machst jetzt Hausaufgaben, oder du gehst shoppen.
Entweder du machst jetzt ein Studium, oder du suchst dir einen Job.

Slide 18 - Diapositive

Ich weiß noch nicht, ....... ich das machen will.
A
oder
B
ob
C
entweder

Slide 19 - Quiz

Wir machen jetzt ......... eine Schreibübung ....... wir hören ein Lied.
A
ob, ob
B
ob, oder
C
entweder, oder

Slide 20 - Quiz

Ich möchte morgen in die Stadt gehen, ...... hast du eine andere Idee?
A
ob
B
oder
C
entweder

Slide 21 - Quiz

denn = want

Ich habe meine Hausaufgaben noch nicht gemacht, denn ich habe keine Lust 
weil = omdat

Ich habe meine Hausaufgaben nicht gemacht, weil ich keine Lust habe.

Ich habe meine Hausaufgaben noch nicht gemacht, weil ich trainieren muss.

Slide 22 - Diapositive

Ich kann leider nicht, ..... ich zum Zahnarzt muss.
A
denn
B
das
C
dass
D
weil

Slide 23 - Quiz

Ich gehe gerne mit, ...... ich brauche neue Schuhe!
A
denn
B
weil
C
das
D
dass

Slide 24 - Quiz

Aufgabe
1 Mache Seite 3 im Dokument
2 Schreibe einige Sätze über ein Thema, das dir am Herzen liegt. 
Wo gibt es noch Fragen?
3 Lerne das Dokument und die Verben

Slide 25 - Diapositive

Ik weet voldoende om voor de schrijftoets minimaal een 6 te halen
A
klopt
B
ik denk 5,5-6
C
nee , gaat niet lukken

Slide 26 - Quiz

Ik heb nog de volgende vraag/vragen om de toets voldoende te maken

Slide 27 - Question ouverte

Heb je gedaan wat je moest doen?
Bij 'ja' ga staan.

Slide 28 - Diapositive