Persoonsvorm tt en vt

persoonsvorm tt en vt
enkelvoud en meervoud
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

persoonsvorm tt en vt
enkelvoud en meervoud

Slide 1 - Diapositive

Onthouden
  • TT = Nu
  • VT = Verleden
  • Sterke werkwoorden: klankverandering in vt
  • Zwakke werkwoorden: 't sexy fokschaap (WEL = +TE(N), NIET = +DE(N))
  • Enkelvoud = + te/+de
  • Meervoud = +teN/deN

Slide 2 - Diapositive

Doel
Extra oefenen met persoonsvorm t.t. en v.t. - in enkelvoud en meervoud

Slide 3 - Diapositive

tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kled
D
kleet

Slide 4 - Quiz

tt:
Mijn tas (staan) ..... op de grond.
A
sta
B
stat
C
staat
D
staadt

Slide 5 - Quiz

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 6 - Quiz

tt:
Mijn ouders (hebben) ... een vakantie geboekt.
A
heb
B
zijn
C
hadden
D
hebben

Slide 7 - Quiz

tt:
Mijn nichtje (vinden) ... lezen super leuk.
A
vond
B
vindt
C
vind
D
vint

Slide 8 - Quiz

tt:
Mijn broer (fietsen) ...... naar huis.
A
fiets
B
fiest
C
fiet
D
fietst

Slide 9 - Quiz

tt:
Waarom (lopen) ... jij alleen naar huis?

Slide 10 - Question ouverte

tt:
Hij (verslinden) ... elke maand een leesboek.

Slide 11 - Question ouverte

tt:
Haar zusje (stoppen) ... met wielrennen.

Slide 12 - Question ouverte

vt:
Mijn broer (kleden) ..... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kleette
D
kleedde

Slide 13 - Quiz

vt:
Hij (fietsen) ...... naar huis.
A
fietstte
B
fietsde
C
fietste
D
fietsten

Slide 14 - Quiz

vt:
Hij (antwoorden) ..... snel.
A
antwoorde
B
antwoordde
C
antwoordte
D
antwoordden

Slide 15 - Quiz

vt:
De bus (vertrekken) ..... om 8 uur.
A
vertrekt
B
vertrekte
C
vertrok
D
vertrokte

Slide 16 - Quiz

vt:
Wij (vinden) ... dat een slecht idee.
A
vindden
B
vindde
C
vond
D
vonden

Slide 17 - Quiz

vt:
Ik (hebben) ... gister echt de slappe lach.
A
heb
B
hebte
C
had
D
hadt

Slide 18 - Quiz

vt:
Ik (willen) ... graag een iPad voor mijn verjaardag.

Slide 19 - Question ouverte

vt:
Mijn neefje (zijn) ... vroeger gek op vrachtwagens.

Slide 20 - Question ouverte

vt:
De kinderen (praten) ... veel te hard tijdens de les.

Slide 21 - Question ouverte

vt:
Mijn ouders (mailen) ... de school om mij ziek te melden.

Slide 22 - Question ouverte

vt:
Vorige week (verkleden) ... we ons als piraten.

Slide 23 - Question ouverte

Wanneer schrijf je +te?

Slide 24 - Carte mentale

Wanneer schrijf je +de?

Slide 25 - Carte mentale

Wanneer schrijf je +ten/den?

Slide 26 - Carte mentale

Evaluatie
  • Hoe ging het?
  • Beheers je werkwoordspelling 'persoonsvorm tt en vt' voldoende? 

Slide 27 - Diapositive