Inwendig milieu min of meer constant
•
Gal produceren, gal bevat o.a. galzuren, deze
emulgeren vetten en oliën.
• Afbraak van dode rode bloedcellen: – Bilirubine wordt met de gal uitgescheiden.
– IJzer wordt opgeslagen.
• Koolhydraatstofwisseling: – Het min of meer constant houden van de glucoseconcentratie.
– Glycogeen wordt o.a. in de lever opgeslagen.
• Eiwitstofwisseling: – Niet-essentiële aminozuren maken uit andere aminozuren.
– Afbraak van overtollige aminozuren. Hierbij ontstaat ureum.
• Vetstofwisseling: – Vorming van niet-essentiële vetzuren (uit andere vetzuren, aminozuren of monosachariden).
– Opslag van kleine hoeveelheid vet.
– Productie van cholesterol.
• Ontgiften van o.a. alcohol, drugs en medicijnen:
– Gifstoffen die niet onwerkzaam kunnen worden gemaakt, kunnen in de lever worden opgeslagen (bijv. kwik).