Les 12 Intro Woordenschat H1- Vergelijkingen (letterlijk en figuurlijk taalgebruik)

Taalgebruik en beeldspraak
letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Woordenschat: Vergelijkingen
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Taalgebruik en beeldspraak
letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Woordenschat: Vergelijkingen

Slide 1 - Diapositive

Planning
Lezen (15min)
Bespreken toets (10min)
Korte herhaling leerstof over letterlijk en figuurlijk taalgebruik(5min)
Intro H1 Woordenschat -Vergelijkingen (10min)
Aan de slag (20min)
Huiswerk

Slide 2 - Diapositive

Toetsbespreking
Bekijk je toets.

Heb je vragen over puntentoekenning of zijn er andere onduidelijkheden? Kom even na de les naar mij toe.

Zet een sterretje voor de vra(a)g(en) waar je iets over kwijt wilt!
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Aan het einde van deze les:
  • Weet je het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik
  • Kan je figuurlijk taalgebruik herkennen
  • Vergelijkingen herkennen en gebruiken

Slide 4 - Diapositive


LETTERLIJK OF FIGUURLIJK?


Slide 5 - Diapositive


Letterlijk taalgebruik

Dit vertelt precies wat er gebeurd is, er zit geen andere betekenis achter

Bijvoorbeeld: tegen de lamp lopen --> je bent écht tegen de lamp aangelopen

Slide 6 - Diapositive


Figuurlijk taalgebruik

 Dit heeft een andere betekenis dan dat er staat.

'Tegen de lamp lopen' kan in dit geval ook betekenen: je deed iets stiekem en bent nu gesnapt

Slide 7 - Diapositive


Nog meer voorbeelden van figuurlijk taalgebruik:

  • De baard in de keel krijgen
  • Een blauwtje lopen
  • Iemand uit de droom helpen
  • Bij de pakken neerzitten

Spreekwoorden zijn altijd figuurlijk bedoeld!

Slide 8 - Diapositive

En nu even oefenen!

Slide 9 - Diapositive

Je moet het nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 10 - Quiz

Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 11 - Quiz

Ik heb een zere keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 12 - Quiz

Mijn broer krijgt de baard in de keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 13 - Quiz

H1- Woordenschat op blz.24
Vergelijking

Slide 14 - Diapositive

Vul de vaste vergelijking aan:
zo rood als een ...

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Lien

Beeldspraak (figuurlijk taalgebruik): de vergelijking!
Bij een vergelijking gebruik je een beeld om eigenschappen van iets of iemand (het object) te benadrukken. 
Beeld en object staan naast elkaar.

Hoe groot een hond (object) is, bijvoorbeeld, 
kun je aangeven door hem te vergelijken 
met een kalf (beeld).

Slide 17 - Diapositive

vergelijking met als
Bij de vergelijking met als geef je met het woordje 'als' aan welk beeld er bij het object hoort:

Ik ben zo mager      als      een lat.
(object  (object)                   (beeld)

Slide 18 - Diapositive

vergelijking met van
Bij een vergelijking met van wordt het woordje 'van' gebruikt om het beeld met het object te verbinden:

Wat een kast    van    een huis!
         (beeld)                    (object)

Bij deze vorm van vergelijkingen staat het beeld vóór het object.

Slide 19 - Diapositive

UITDRUKKINGEN

- combinatie van woorden die samen een eigen,

soms figuurlijke, betekenis hebben


- als je niet weet wat een uitdrukking betekent, dan zoek je in het woordenboek naar het eerste belangrijke woord uit de uitdrukking

Slide 20 - Diapositive

In teksten kom je vaak zinnen met figuurlijke betekenis tegen.


Om teksten goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om figuurlijk taalgebruik te herkennen.


Wanneer je zinnen met een figuurlijke betekenis letterlijk opvat, dan is het moeilijk om de tekst te begrijpen.

Slide 21 - Diapositive

LETTERLIJK


- precies zoals het geschreven is

FIGUURLIJK


- bij wijze van spreken


- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat


- ook wel beeldspraak genoemd

Slide 22 - Diapositive

Aan de slag!
Lezen: theorie over vergelijkingen op bl.z 24
Maken: opdracht 1, 2 , 3 en 5
timer
15:00

Slide 23 - Diapositive

Huiswerk
H1 - Woordenschat over vergelijkingen

Lezen: theorie over vergelijkingen op bl.z 24
Afmaken: opdracht 1, 2 , 3 en 5

Slide 24 - Diapositive