Dinsdag 2/2

Who's this New Teacher?
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Who's this New Teacher?

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wat zijn persoonlijke voornaamwoorden?

Slide 4 - Carte mentale

PERSONAL PRONOUNS

Persoonlijke voornaamwoorden zeggen iets over de persoon die iets doet.

She is very sweet.
They are always late.
Why do you like him?

Slide 5 - Diapositive

LET OP! HET ENGELSE WOORD 'I' SCHRIJF JE ALTIJD MET EEN HOOFDLETTER, OOK AL STAAT HET MIDDEN IN DE ZIN!
Dit zijn persoonlijke voornaam-
woorden die gaan over het ONDERWERP. Ze staan aan het begin van de zin.

Slide 6 - Diapositive

Dit zijn persoonlijke voornaam-
woorden die gaan over het VOORWERP. Ze staan aan het einde van de zin.

Slide 7 - Diapositive

Vul aan:
___ (ik) am 12 years old.
A
You
B
He
C
They
D
I

Slide 8 - Quiz

Vul aan:
My friends are always nice to ___ (hen).
A
you
B
us
C
them
D
me

Slide 9 - Quiz

Vul aan:
___ (zij) is late for school.
A
They
B
She
C
He
D
It

Slide 10 - Quiz

Vul aan:
___ (hij) is taller than ___ (mij).
A
he / me
B
we / I
C
she / him
D
you / us

Slide 11 - Quiz

Are ___ (we) going to play soccer with ___ (haar)?
A
you / him
B
we / her
C
I / it
D
they / us

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Verschil

De eerste vorm van deze bezittelijke vnwen wordt in een zin bijvoeglijk gebruikt.


Is this your pen?


'your' zegt iets over het zelfstandig nw 'pen'.

Slide 16 - Diapositive

Verschil

De tweede vorm van de bezittelijke vnwen wordt
zelfstandig gebruikt.

Is this your pen or is it mine?


Deze voornaamwoorden vervangen een eerder genoemd zelfstandig naamwoord.

Slide 17 - Diapositive

That is ....English teacher. (van ons)
A
our
B
us
C
my
D
their

Slide 18 - Quiz

These are ....books. (van haar)
A
her
B
hers
C
she
D
his

Slide 19 - Quiz

This is .....house. (van hun)
A
their
B
they
C
them
D
there

Slide 20 - Quiz

Peter has a car. It's ... car.
A
my
B
your
C
his
D
her

Slide 21 - Quiz

Chad and Mike have a sister.
It's ... sister
A
his
B
her
C
our
D
their

Slide 22 - Quiz

Welke zin klopt?
A
This is my Ipad.
B
This is mine Ipad

Slide 23 - Quiz

I
You
He
She
It
We
They
Our
Her
Its
My
Their
His
Your

Slide 24 - Question de remorquage

That is your umbrella. This one is .......

Slide 25 - Question ouverte

I lost ___ pen in the library. Can I have one of ___?

Slide 26 - Question ouverte


Is this Emily's room? – Yes, it's ___.

Slide 27 - Question ouverte