Unit 3 - India - Herhaling

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Herhaling

- Ik weet hoe ik de toekomst ‘will’ moet maken en ik kan deze toepassen in een zin

- Ik snap hoe ik naar ‘vroeger’ moet verwijzen en kan dit toepassen in een zin

- Ik weet hoe ik ‘een beetje’ moet opschrijven en hoe ik woordparen moet maken. Dit kan ik toepassen in een zin

- Ik snap hoe ik kan aangeven dat iets mag en/of kan en ik weet hoe ik dit moet toepassen in een zin 

India

Wanneer gebruiken we het woordje *will*?

1. Als naam
2. Om iets over uit het verleden te vertellen
3. Om iets over de toekomst te vertellen

Vul in: *will* of *won't*
(+ ) We ...... go to Dublin next week.

1. will
2. Won't

Vul in: *will* of *won't*

(-) She ..... visit us next weekend.

1. will
2. Won't

Wanneer gebruik je *shall*?

Voeg *will* of *shall* toe in de zin:

(+) You ..... like that film.

Voeg *will* of *shall* toe in de zin:

(-) You ..... like that film.

Voeg *will* of *shall* toe in de zin:

(+) I’m sure you ..... love it.

Some

+ = wel zo

? = antwoord zeker weten ja

Any

- = niet zo (not / n't)

? = vraagzinnen

Some

something = iets

somewhere = plaats

someone / somebody = persoon 

Any

anything = iets

anywhere = plaats

anyone / anybody = persoon

(+) My brother’s best friend .............
(to live) next door, but he moved away.

(–) We ...........
(to hang out) together, but we do now.

We ........... go for a drink after school tomorrow, if you like.

1. can't
2. could

Our parents are very strict. We will never .............. go to that party on Friday!

1. be able to
2. be allowed to

At summer camp, we ........ listen to music in our rooms until 9 p.m..

1. are allowed to
2. aren't allowed to

Of course he .......... swim. He’s a lifeguard!

1. can't
2. can

Werkboekje

Wat heb je vandaag gedaan?

Wat hebben we vandaag geleerd?

Vragen?

Reading

15 min

+ beantwoorden vragen hoofdstuk 3, 4, 5