Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Thema 3 Genetica
Basisstof 1 t/m 5
Slide 1 - Diapositive
Een pauw heeft blauw met groene veren. Dit is een voorbeeld van ..
A
genotype
B
fenotype
C
allel
D
gen
Slide 2 - Quiz
Bij bloedgroepen bestaan:
A
3 allelen maar iedereen heeft maar 2
B
3 verschillende genen maar iedereen heeft er maar 2
C
2 allelen maar je hebt 3 genen
D
2 allelen en 2 genen
Slide 3 - Quiz
Bij runderen is het gen voor een ruwe tong dominant over dat voor gladde tong. Een bepaalde koe is heterozygoot voor die eigenschap. Deze koe krijgt een kalf van een stier die ook heterozygoot is voor deze eigenschap. Hoe groot is de kans dat dit kalf eveneens heterozygoot is voor deze eigenschap?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 4 - Quiz
Bij cavia’s is het gen voor ruw haar dominant over dat voor glad haar. Een ruwharig cavia-vrouwtje, dat homozygoot is voor deze eigenschap, krijgt jongen. Deze jongen zijn allemaal ruwharig. Het is niet bekend welk dier de vader is van deze jongen. Er zijn drie mannetjes die in aanmerking komen: Mannetje 1: gladharig Mannetje 2: homozygoot ruwharig Mannetje 3: heterozygoot, ruwharig. Welk mannetje kan de vader zijn?
A
1, 2 en 3
B
alleen 2 en 3
C
alleen 3
D
alleen 1 en 2
Slide 5 - Quiz
Bij varkens is het gen voor lange oren dominant over dat voor korte oren. Twee homozygote varkens worden met elkaar gekruist: de ene heeft lange oren, de andere korte. Hoe groot is de kans dat de eerste nakomeling heterozygoot is voor de eigenschap oorlengte?
A
0%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 6 - Quiz
De overerving van witte ogen is recessief en x-chromosomaal bij fruitvliegjes. Hoe groot is de kans op een wit-ogige nakomeling bij de volgende kruising: Wit-ogig vrouwtje x rood-ogig mannetje.
Slide 7 - Question ouverte
gebruik de stamboon uit de vorige dia. Welke eigenschap is dominant bij de cavia's?
A
bruin
B
wit
C
het is intermediair
D
te weinig gegevens
Slide 8 - Quiz
Welke vachtkleur is dominant bij de cavia's?
Slide 9 - Diapositive
Een kweker voert een kruising uit tussen een tomatenplant met ingesneden bladeren en een tomatenplant met gave bladeren. Het gen voor ingesneden bladrand is dominant over het gen voor een gave bladrand. Beide individuen zijn homozygoot. Welke bladranden worden verwacht bij individuen van de F1-generatie? En welke bij de F2-generatie?
A
F1 en F2 alleen ingesneden bladranden
B
F1 alleen ingesneden F2 beide vormen
C
F1 beide vormen, F2 alleen ingesneden
D
F1 en F2 zowel ingesneden als gave bladranden
Slide 10 - Quiz
Bij het Engelse Shorthorn-vee komen rode, vaalrode en witte runderen voor. Een veehouder die deze runderen fokt, insemineert vele vaalrode koeien met sperma van één vaalrode stier. Onder de nakomelingen bevinden zich vaalrode, witte en rode kalveren, en wel in de verhouding 2 : 1 : 1. Door welke van de volgende onderstaande beweringen kan deze verhouding worden verklaard?
A
Het allel voor rood is dominant over dat voor wit.
B
Er zijn 3 allelen: één voor vaalrood, één voor wit en één voor rood.
C
3 allelen: één voor vaalrood, één voor wit en één voor rood
en vaalrood is intermediair. Wit is dominant over rood
D
Er is geen sprake van dominantie, maar van een intermediaire fenotype.
Slide 11 - Quiz
Sommige planten zijn niet in staat bladgroen te vormen. Dit zogenaamde albinisme berust op de aanwezigheid van een recessief allel. Bij een tabaksplant die heterozygoot is voor deze eigenschap treedt zelfbestuiving op. Er ontstaan 600 zaden. Na kieming ontstaan hieruit kiemplanten. Hoeveel kiemplanten zullen na verwachting albino zijn?
A
0
B
150
C
300
D
600
Slide 12 - Quiz
We kruisen een zwarte cavia met een witte cavia.. De nakomelingen zijn allemaal grijs. Wat is het genotype van de zwarte cavia?
A
VzVz
B
VzVw
C
Zz
D
ZZ
Slide 13 - Quiz
Een ouderpaar heeft drie zonen hoe groot is de kans dat het volgende kind een meisje is?
Slide 14 - Question ouverte
Slide 15 - Diapositive
Bekijk de vorige dia. Welk allel is dominant in de stamboom?
A
het allel voor lange vingers
B
het allel voor korte vingers
C
dit is niet met zekerheid te zeggen
Slide 16 - Quiz
Hebben we in de stamboom over de lengte van de vingers te maken met een x-chromosomale overerving?
A
ja
B
nee
C
dat valt niet op te maken uit het schema
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Diapositive
De stamboom op de vorige dia geeft de overerving weer van krulstaarten en rechte staarten bij varkens. Het dominante gen wordt aangegeven met de letter F. Wat is het genotype van varken 1 en 2?