9.4 Bloed- en orgaandonatie

9.4 Bloed- en orgaandonatie
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

9.4 Bloed- en orgaandonatie

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kan beschrijven waardoor bloedgroepen verschillen
  • Je kan uitleggen wanneer bloedtransfusie nodig is
  • Je kan uitleggen wanneer bloedtransfusie goed gaat
  • Je kan uitleggen hoe orgaanafstoting wordt voorkomen na transplantaties.

Slide 2 - Diapositive

Bloedtransfusie
Wat wordt gebruikt van donorbloed?

  • Rode bloedcellen (na ongeluk) 
  • Bloedplasma (bij brandwonden, ernstige infecties) 
  • Bloedplaatjes (bij leukemie) 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Overzicht van de bloedgroepen?
Bloedgroep
antigenen
antistoffen
A
A
anti-B
B
B
anti-A
AB
AB
-
O
-
anti-A en anti-B

Slide 5 - Diapositive

bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O
Geen antigeen 
Antigeen A
Antigeen AB
Antigeen B

Slide 6 - Question de remorquage

bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O
Maakt antistof A en B 
Maakt antistof B
Maakt geen antistof
Maakt antistof A

Slide 7 - Question de remorquage

Dus wat zegt jouw bloedgroep?

Slide 8 - Diapositive

Bloedtransfusie
Bloedgroepen

Slide 9 - Diapositive

9.4
Maken opdr 1 t/m 8

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Bloedtransfusie

Slide 12 - Diapositive

Donor zijn:

Slide 13 - Diapositive

Van wie kan je bloed krijgen
bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O
Van
Van B
Van O
Van  AB
Van
Van B
Van O
Van O
Van O

Slide 14 - Question de remorquage

Hoe bepaal je je bloedgroep?
klontering na toevoegen antistof A , dan is er een antigen A aanwezig, dus bloedgroep A (of AB)
klontering na toevoegen antistof B , dan is er een antigen B aanwezig, dus bloedgroep B (of AB)

Slide 15 - Diapositive

Bloedgroep 0 = universele donor
Bloedgroep AB = universele ontvanger
Bloedgroep O is een universele donor, die kan aan iedereen gegeven worden.

Bloedgroep AB is universeel ontvanger en kan dus van  iedereen bloed ontvangen

Slide 16 - Diapositive

Zelf oefenen
In de volgende dia staat een link naar een website om te oefenen.
Probeer er achter te komen welke patiënt welke bloedgroep heeft.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

Andere bloedgroepen
Wat zegt de + of - ?

Naast de ABO bloedgroepen, is er ook een Resusfactor.

Onze bloedcellen kunnen ook het Resusantigeen hebben. Je bent dan Rh+.

Wanneer je geen resusantigenen hebt ben je Rh-, dan maak je de antistof: antiresus.

Slide 19 - Diapositive

bloed
antigeen
antistof
Rh+
resus
-
Rh-
-
anti-resus
De resusfactor:
De antistoffen tegen de resusfactor gaan we pas aanmaken na een eerste besmetting!

Slide 20 - Diapositive

Ontvanger : Resus-
Donor : Resus+
Ontvanger : Resus+
Donor : Resus-
Ontvanger : Resus+
Donor : Resus+
Ontvanger : Resus-
Donor : Resus-

Slide 21 - Question de remorquage

Ontvanger bloedgroep: A-
Donor bloedgroep: 0+
Ontvanger bloedgroep: AB+
Donor bloedgroep: B-
Ontvanger bloedgroep: A+
Donor bloedgroep: AB-

Slide 22 - Question de remorquage

Overzicht bloedgroepen en donatie
groen is goed                             rood is klontering

Slide 23 - Diapositive

Resusfactor bij zwangerschap
resuskindje!

Slide 24 - Diapositive

resusfactor kan gevaarlijk zijn tijdens zwangerschappen
dit kan voorkomen worden door de moeder kunstmatig passief te vaccineren met resus-antistoffen
(dan maakt de moeder zelf geen geheugencellen aan)

Slide 25 - Diapositive

Andere orgaandonaties
De  antigenen van de donor op een donororgaan worden door de afweercellen van de ontvanger herkend als lichaamsvreemd.
-->
Afweerreactie en daardoor orgaanafstoting

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Orgaanafstoting
Orgaanafstoting wordt veroorzaakt door antigenen van de donor.

De ontvanger van het orgaan, herkent de antigenen als lichaamsvreemd. Daarna begint de afstotingsreactie (antistoffen maken).

Medicijnen kunnen de afstotingsreactie tegengaan, waardoor het donororgaan blijft leven. 

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo

9.4
Maken opdr 9 t/m 17

Slide 30 - Diapositive