Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Programma
Herhaling
Uitleg
Paragraaf 5.4 Wat heb je verdiend?
Klassikaal afsluiten
Slide 1 - Diapositive
Voor een iphone betaal je 9% btw.
A
juist
B
onjuist
Slide 2 - Quiz
De btw op komkommers is 9%.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
Betaal je ook btw als de kapper je haar knipt?
A
Ja, want als consument betaal je alleen btw over diensten.
B
Ja, want als consument betaal je btw over producten en diensten.
C
Nee, want als consument betaal je alleen btw over producten.
D
Nee, want als consument betaal je geen btw over producten en diensten.
Slide 4 - Quiz
Een dopper wordt verkocht voor € 20 exclusief btw. De btw is 21%. Hoeveel is de btw in euro's?
Slide 5 - Question ouverte
Een winkelier verkoopt GTA-5. De verkoopprijs is € 30,-. De btw is 21%. Bereken de consumentprijs.
Slide 6 - Question ouverte
5.4 Wat heb je verdiend?
Inkoopwaarde
Brutowinst berekenen
Bedrijfskosten
Nettowinst berekenen
Slide 7 - Diapositive
Inkoopwaarde
Het totale bedrag dat een winkel betaalt voor de inkoop van producten.
De inkoopwaarde gebruik je om de brutowinst te berekenen.
Slide 8 - Diapositive
Brutowinst berekenen
Brutowinst = omzet - inkoopwaarde
De omzet is deze maand € 24.800.
De inkoopwaarde is € 9.600.
De brutowinst = € 24.800 – € 9.600 = € 15.200
Slide 9 - Diapositive
Met de verkoop van boeken heeft Book4U deze week een omzet van € 5.800. De kleding had een inkoopwaarde van € 4.400. Bereken de brutowinst.
Slide 10 - Question ouverte
Met de verkoop van boekenleggers, heeft Dress4U een omzet van € 190. De inkoopwaarde was € 50. Bereken de brutowinst.
Slide 11 - Question ouverte
Bedrijfskosten
De kosten om een winkel te laten functioneren.
Denk aan: huurkosten, personeelskosten, energiekosten.
Slide 12 - Diapositive
Job heeft een dag op de markt gestaan in de foodtruck van zijn oom. Zijn oom had de volgende bedrijfskosten: Vervoerskosten € 22. Stageld € 75. Loon € 45.
Bereken de bedrijfskosten voor de foodtruck.
Slide 13 - Question ouverte
Nettowinst berekenen
nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten
Met je strandtent heb je een brutowinst behaald van € 95.000.
De bedrijfskosten zijn € 49.000.
De nettowinst is € 95.000 – € 49.000 = € 46.000
Slide 14 - Diapositive
De Applestore heeft deze maand een brutowinst behaald van € 74.900. De bedrijfskosten zijn € 41.600.
Bereken de nettowinst.
Slide 15 - Question ouverte
Aan de slag!
Maken opdrachten paragraaf 5.4 Wat heb je verdiend?
In stilte
15 minuten
Huiswerkcontrole
timer
15:00
Slide 16 - Diapositive
De inkoopwaarde is de winst die overblijft als je alle kosten hebt betaald.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
De brutowinst is het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
Bedrijfskosten zijn de kosten om een winkel te laten functioneren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
Nettowinst is het totale bedrag dat een winkel betaalt voor de inkoop van producten.