Genotmiddelen en gezondheid

Gezondheid 

b.s.      5    t/m    8

Waarom gebruik je genotmiddelen?

Wat zijn de gevolgen van alcohol?

Wat zijn de gevolgen van roken?

Wat doen drugs met je?

Wat is een gezonde leefstijl?
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Gezondheid 

b.s.      5    t/m    8

Waarom gebruik je genotmiddelen?

Wat zijn de gevolgen van alcohol?

Wat zijn de gevolgen van roken?

Wat doen drugs met je?

Wat is een gezonde leefstijl?

Slide 1 - Diapositive

Welke stelling is juist?
A
Geestelijk afhankelijk van bijv. alcohol je lichaam vraagt erom
B
Lichamelijk afhankelijk van alcohol je lichaam kan niet zonder functioneren
C
Lichamelijk afhankelijk je moet er steeds aan denken

Slide 2 - Quiz

Welke organen zorgen ervoor dat de alcohol in je lichaam afgebroken wordt?
A
Darmen
B
Lever
C
Nieren
D
Slokdarm

Slide 3 - Quiz

Hoelang duurt het ongeveer voordat één glas alcoholhoudende drank is afgebroken?
A
een half uur
B
1 uur
C
anderhalf uur
D
een kwartier

Slide 4 - Quiz

Het verdoven van de hersenen hoort bij:
A
Dronken zijn
B
Aangeschoten voelen
C
Alcohol vergiftiging

Slide 5 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
Nicotine is teer aan de binnenkant van je longen
B
Nicotine is een verslavende stof in tabak
C
Teer is een verslavende stof in tabak

Slide 6 - Quiz

Rokers hebben vaak koudere handen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
Verdovende middelen laten je hersenen anders werken
B
Verdovende middelen laten je hersenen sneller werken
C
Stimulerende middelen laten je hersenen sneller werken
D
Bewustzijnsveranderende middelen werken versuffend

Slide 8 - Quiz

Nicotine, Cocaïne, Xtc en cafeïne zijn voorbeelden van:
A
Verdovende middelen
B
Stimulerende middelen
C
Bewustzijnsver-anderende middelen

Slide 9 - Quiz

WAT IS DE VERSLAVENDE STOF IN SIGARETTEN?
A
ROOK
B
NICOTINE
C
KOOLSTOFDIOXIDE
D
KOOLMONOXIDE

Slide 10 - Quiz

HOEVEEL SCHADELIJKE STOFFEN ZITTEN IN SIGARETTEN?
A
4
B
10
C
100
D
MEER DAN 2000

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Vidéo

Waarom gebruik je genotmiddelen?
Voorbeelden van genotmiddelen: Koffie, thee, alcohol, sigaretten, chocolade en snoep

Mensen krijgen er een lekker gevoel van, genotmiddelen zoals alcohol en sigaretten; ze werken verslavend.

Geestelijk afhankelijk > je moet steeds aan bv. alcohol denken

Lichamelijk afhankelijk > je lichaam vraagt om bv. alcohol

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Wat zijn de gevolgen van alcohol
Alocohol komt in je bloed en gaat via het bloed naar de hersenen en andere organen.

Aangeschoten > je hoort, ziet, reageert en beweegt minder goed

Dronken > zien, horen, bewegen en reageren gaan nog slechter.

Alcohol vergiftiging > je hersenen vallen uit

Slide 15 - Diapositive

Wat zijn de gevolgen van roken?
• Nicotine > verslavende stof in tabak, versnelt de hartslag en vernauwt de bloedvaten.

Wat is het gevolg van vernauwing van de bloedvaten?

- koude handen
- hoge bloeddruk

• Teer > kleeft aan de binnenkant van je longen, beschadigt je luchtwegen, rokershoestje, minder zuurstof opnemen in het bloed, longkanker

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Wat doen drugs met je?
• verdovende middelen: werken versuffend

• Stimulerende middelen: laten je hersenen sneller werken

• Bewustzijnsveranderende middelen: laten je hersenen anders werken



Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Opdracht 1

(Maak een tabel in je schrift!)
Zoek van alle 3 groepen  drugs (zie vorige dia's)

   - minimaal 2 voorbeelden op en

   - zet erbij waar ze vandaan komen/wat het is en

   - hoe verslavend ze zijn / welke wetenswaardigheden er zijn /

      welke problemen ze veroorzaken

Slide 20 - Diapositive

Opdracht 2

(in je schrift!)

  • Zoek op wat ERGONOMIE is; geef hiervan een korte

       omschrijving in minimaal 20 woorden.

  • Zoek op wat RSI is; geef hiervan een omschrijving (20

        woorden)

  • Zoek op wat een HERNIA is (20 woorden....)
  • Wat hebben deze laatste 2  te maken met ERGONOMIE?

Slide 21 - Diapositive

Opdracht 3
  • Zoek minimaal 2 vormen van alternatieve geneeswijzen op
  • Schrijf erbij wat er gedaan wordt en op welke manier de

       geneeswijze werkt (of niet werkt....?!)

Slide 22 - Diapositive