Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
De Passé Composé met avoir
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Leerdoel
Aan het eind van deze les weet je wat de Passé Composé is, hoe je deze met het werkwoord avoir gebruikt en kan je deze toepassen in zinnen.
Slide 2 - Diapositive
Introduceer het leerdoel en leg uit waarom het belangrijk is om de Passé Composé te leren.
Wat weet je al over de Passé Composé met werkwoord avoir?
Slide 3 - Carte mentale
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is de Passé Composé?
De Passé Composé is een verleden tijd in het Frans en wordt gevormd met het hulpwerkwoord avoir en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.
Slide 4 - Diapositive
Leg kort uit wat de Passé Composé is en benadruk dat het een verleden tijd is in het Frans.
Werkwoord avoir
Het werkwoord avoir betekent 'hebben' en wordt gebruikt als hulpwerkwoord om de Passé Composé te vormen.
Slide 5 - Diapositive
Introduceer het werkwoord avoir als hulpwerkwoord en leg kort uit wat het betekent.
Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord van een werkwoord eindigt in het Frans op -é voorbeeld: parler
je haalt -er weg = parl
je voegt +é toe
parlé
Slide 6 - Diapositive
Leg kort uit wat het voltooid deelwoord is en benadruk dat het eindigt op -é, -i of -u.
Vorming van de Passé Composé
Om de Passé Composé te vormen, gebruik je het hulpwerkwoord avoir en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.
Slide 7 - Diapositive
Laat zien hoe de Passé Composé wordt gevormd en geef voorbeelden.
Voorbeelden
J'ai mangé une pomme. (Ik heb een appel gegeten.)
Tu as fini tes devoirs. (Je hebt je huiswerk afgerond.)
Il a acheté une voiture. (Hij heeft een auto gekocht.)
Slide 8 - Diapositive
Geef enkele voorbeelden van zinnen in de Passé Composé met het werkwoord avoir.
Quiz 1
Wat betekent het werkwoord avoir?
Slide 9 - Diapositive
Stel een meerkeuzevraag en geef de antwoorden.
Quiz 2
Hoe wordt de Passé Composé gevormd?
Slide 10 - Diapositive
Stel een meerkeuzevraag en geef de antwoorden.
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
avoir (hebben)
Combineer de juiste vorm van avoir met het goede persoonlijk voornaamwoord
ai
as
a
avons
avez
ont
Slide 11 - Question de remorquage
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat betekent het werkwoord avoir?
A
Eten
B
Lopen
C
Hebben
D
Zingen
Slide 12 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Welke zin is correct geschreven in Passé Composé?
A
J'ai mangé une pomme.
B
J'ai manger une pomme.
C
J'ai mange un pomme.
D
Je mange une pomme.
Slide 13 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Maak een zin met een passé composé.
mon
père
a
en
train
voyagé
Slide 14 - Question de remorquage
Cet élément n'a pas d'instructions
Passé composé
Manger
j'ai
Parler
tu as
Danser
il a
Jouer
on a
Aimer
nous avons
mangé
parlé
Dansé
joué
aimé
Slide 15 - Question de remorquage
Cet élément n'a pas d'instructions
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 16 - Question ouverte
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 17 - Question ouverte
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 18 - Question ouverte
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.