Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Mondzorg
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Van nature worden de mondslijmvliezen gereinigd door de tong, het speeksel en vervanging van epitheelcellen.
A
Waar
B
niet waar
Slide 2 - Quiz
Deze functie wordt minder als iemand ziek is of wordt behandeld met radio of chemotherapie.
Met meer kans op beschadigingen van het mondslijmvlies en dit levert een toegang ( porte d’entree) op voor micro organismen.
Waaraan is een tandvleesontsteking te herkennen
A
Licht roze tandvlees
B
stippeling effect op het tandvlees
C
bloeding bij het poetsen
D
tandvlees ligt strak om de tanden en/of kiezen
Slide 3 - Quiz
Dit is een teken van een goede doorbloeding en stevigheid van het tandvlees. Het vertoont kleine stipjes of putjes, wat het stippelingseffect wordt genoemd.
Een kunstgebit reinig je twee maal daags met?
A
Steradent
B
Met water en vloeibare zeep
C
tandpasta
D
Kleefpasta
Slide 4 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Dental swaps gebruik je om de eetlust op te wekken. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Een droge mond kan ontstaan door?
A
Ademen met open mond
B
Niet eten of drinken
C
Diabetes
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 6 - Quiz
Het kan ook een bijwerking zijn van medicatie.
Voorbeelden van medicijnen die een droge mond kunnen veroorzaken zijn: plas tabletten, lithium, spiriva, atrovent en sommige antidepressiva.
Wanneer er teveel suiker in het bloed aanwezig is, wordt er vocht uit omliggende weefsels onttrokken. Het lichaam wil zo het bloed wat verdunnen en de suikerconcentratie omlaag brengen. Dit zorgt bij patiënten met suikerziekte voor een droge mond
Speeksel productie wordt verminderd door het eten van kauwgom? Waar of niet waar
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Bij patiënten met een kunstgebit is het altijd raadzaam om na het eten de mond te spoelen. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is kenmerkend voor een vergevorderde tandvleesontsteking (parodontitis)?
A
Bloeding bij het poetsen
B
gezwollen tandvlees
C
Sterke vieze geur
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 9 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Als de patiënt tandpasta doorslikt moet hij/zij dan kindertandpasta gaan gebruiken?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Het kan geen kwaad als cliënten bij het poetsen tandpasta doorslikken.
💡 Tip
Fluoride is het belangrijkste bestanddeel van tandpasta. Fluoride maakt de tanden en kiezen minder kwetsbaar voor zuuraanvallen van bacteriën en helpt tandcariës te voorkomen.
Welke plek is het belangrijkste om te poetsen?
A
De bovenkant van de tanden en kiezen
B
De buitenkant van de tanden en kiezen
C
De binnenkant van de tanden en kiezen
D
De tandvleesranden rondom de tanden
Slide 11 - Quiz
Het is belangrijk om de overgang van tand naar tandvlees goed te poetsen. Op deze plek hopen namelijk de bacteriën, tandplak en voedselresten zich op
Spoelen met fysiologisch zout is bij patiënten die chemotherapie krijgen raadzaam
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Ongeveer 40 % van de patiënten die behandeld worden met chemotherapie en bijna alle patiënten die behandeld worden met radiotherapie in het hoofdhalsgebied krijgen orale mucositis(irritatie/ontstekingsreactie van het slijmvlies).
Behandeling:
Medicamenteuze pijnbestrijding.
Bij stomatitis aphthosa (mondaften) lokale medicijnbehandeling
Laat de gebitsprothese uit bij orale mucositis, mond vochtig houden
Mond aften ontstaan door een vitamine tekort
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quiz
Het ontstaan van Mondaften is niet bekend.
Soms wordt er gedacht aan erfelijke factoren.
Verder kunnen gebrek aan ijzer, vitamine B12 en foliumzuur en bacteriële mondinfecties tot terugkerende mondaften leiden. Andere mogelijke oorzaken zijn letsel, stress, angstgevoelens en allergie voor bepaalde producten, zoals melk, kaas en tarwe bij glutenallergie (coeliakie
De patiënt geeft pijn aan in de mond. Welke observaties ga je doen?