BS5 Dissimilatie

Dissimilatie
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Dissimilatie

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je kunt de aerobe dissimilatie van glucose beschrijven 
  • Je kunt de anaerobe dissimilatie van glucose beschrijven
  • Je kunt de dissimilatie van eiwitten en vetten beschrijven

Slide 2 - Diapositive

Leg uit wat dissimilatie is.

Slide 3 - Question ouverte

Dissimilatie 
= het omzetten van grote organische moleculen in kleinere moleculen. Bij deze reactie komt energie (ATP) vrij.
- Altijd in alle organismen! 
aerobe dissimilatie 
= verbranding 
anaerobe dissimilatie 
= gisting 

Slide 4 - Diapositive

Aerobe dissimilatie
  • glucose wordt afgebroken mbv zuurstof
  • hierbij ontstaan de anorganische moleculen CO2 en H2O
  • Verbranding in lichaamscellen vindt plaats in mitochondriën.  In mitochondriën wordt tijdens verbrandingsprocessen ADP + P omgezet in ATP.

Slide 5 - Diapositive

Aerobe dissimilatie glucose in de mens
C6H12O6+6O26CO2+6H2O+ATP
glucose+zuurstofkoolstofdioxide+water+ATP

Slide 6 - Diapositive

Wat valt jullie op aan de reactievergelijking van glucose?

Slide 7 - Question ouverte

Mitochondrium
  • Matrix is de vloeistof binnen het
        binnenmembraan. 
        Vergelijk stroma bij calvincyclus
  • Binnenmembraan bevat eiwitten
       die een rol spelen bij het vast-                leggen van vrijgekomen energie             op ATP.
       Vergelijk thylakoïdmembranen              bij  lichtreacties

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

welke organismen doen aan dissimilatie?
A
dieren, de meeste bacteriën, schimmels
B
planten en dieren en schimmels
C
dieren en schimmels
D
planten, dieren, bacteriën en schimmels

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Vidéo

In welke van de twee cilinders blijft de kaars het langst branden?
A
cilinder met droge erwten
B
cilinder met geweekte erwten

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Opzoek opdracht BiNaS (68A)

Slide 14 - Diapositive

Aerobe afbraak van glucose
In het cytoplasma en het mitochondrium (Binas 68A)

1. Glycolyse
2. Decarboxylering (vorming acetyl-CoA)
3. Citroenzuurcyclus
4. Oxidatieve fosforylering

Slide 15 - Diapositive

Stap 1: Glycolyse (BiNaS 68B) 
  • Glucose(C6) wordt  gesplitst in 2 moleculen pyrodruivenzuur(C3).
  • In het cytoplasma, net buiten de mitochondriën.
  • Levert netto 2 ATP (het kost 2 ATP en levert 4 ATP op).
  • Levert 2 NADH, H+  op.

Slide 16 - Diapositive

Glycolyse
Paars = kost ATP
Rood = levert ATP op
Blauw = begin- en eindproduct. 
Plaats: in cytoplasma
Grijs komt later.

Slide 17 - Diapositive

Stap 2: decarboxylering 
(BiNaS 68C) 

  • Pyrodruivenzuur (C3) moleculen afgebroken tot 
      Acetyl-CoA (C2) en een koolstofdioxide molecuul (C1) 
  • Vindt plaats in de matrix van mitochondriën
  • Geen zuurstof nodig
  • Levert 0 ATP moleculen
  • Levert 2 NADH,H+ moleculen

Slide 18 - Diapositive

Stap 3: Citroenzuurcyclus (BiNaS 68C) 

  • Acetyl-CoA vormt samen met oxaalazijnzuur(C4) --> citroenzuur (C6)
  • Citroenzuur wordt afgebroken tot CO2 moleculen.
  • In matrix van mitochondriën
  • Geen zuurstof nodig
  • Levert 2 ATP
  • Levert 6 NADH,H+ en 2 FADH2 (uit NAD+ en FAD die energierijke elektronen hebben opgenomen)

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Aan de slag! 
Maak opdracht 49 t/m 53 

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive


Glycolyse
Welke uitspraak over de glycolyse is niet juist?

A
Bij de glycolyse is netto ATP nodig.
B
Bij de glycolyse wordt een C6-suiker gesplitst in twee C3-suikers.
C
Bij de glycolyse wordt glucose afgebroken.
D
De glycolyse vindt in alle cellen plaats.

Slide 23 - Quiz

Hoe vaak wordt de citroenzuurcyclus gebruikt voor de afbraak van 1 molecuul glucose?
A
1/2 x
B
1x
C
2x
D
4x

Slide 24 - Quiz

Bij oxidatieve fosforylatie worden de energierijke moleculen NADH en FADH2 omgezet. Bij welke processen zijn deze ontstaan?
A
N: glycolyse F: citroenzuurcyclus
B
N: glycolyse F: glycolyse + citroenzuurcyclus
C
N: glycolyse + citroenzuurcyclus F: citroenzuurcyclus
D
N + F: glycolyse + citroenzuurcyclus

Slide 25 - Quiz

https://www.bioplek.org/animaties/celademhaling/eindoxidatie.html 

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Stap 4: Oxidatieve fosfolyering (68D) 
= elektronentransportketen 

  • Energie wordt vastgelegd in ATP 
  • Vindt plaats op binnenmembraan van mitochondriën
  • Zuurstof nodig (6 O2 moleculen)
  • Levert 34 ATP
  • NADH,H+ en FADH2 staan elektronen af
  • Er ontstaat een H+ gradient 
  • Elektronen worden samen met waterstofionen(H+) gebonden aan zuurstof en er ontstaan watermoleculen

Slide 28 - Diapositive

Aan de slag! 
  • Lees BS5 t/m energieopbrengst
  • Maak opdracht 53 t/m 59
  • Lees blz. 45 en 46


Slide 29 - Diapositive

Maar....
Door energieverbruik voor transport en warmteproductie bij energieomzettingen, valt de ATP-opbrengst van de aerobe dissimilatie meestal lager uit.
  • de 2 NADH moleculen van de glycolyse in de cytoplasma, moet het mitochondriën in dat kost per NADH molecuul 1 ATP moleculen.
(schatting circa 30-32 ATP vorming per molecuul glucose)  

Slide 30 - Diapositive

Aerobe dissimilatie van glucose bestaat uit 4 processen:
  1. Glycolyse: glucose wordt 2 pyrodruivezuur, kost 2 ATP 
  2. vorming acetyl-coA + citroenzuur + NADH uit pyrodruivezuur + coA + NAD+ 
  3. citroenzuurcyclus: citroenzuur + 6NAD+ + FAD A + ADP wordt afgebroken tot CO2 + 6NADH+ FADH2 + ATP
    gebeurt 2 keer per glucosemolecuul 
  4. oxidatieve fosforylering: per NADH 3 ATP gevormd, per FADH2 2 ATP gevormd

Slide 31 - Diapositive

Wat is de goede volgorde voor de verbranding van glucose?
A
glycolyse -> decarboxylering -> oxidatieve fosforylering -> citroenzuurcyclus
B
decarboxylering -> glycolyse -> oxidatieve fosforylering -> citroenzuurcyclus
C
glycolyse -> decarboxylering -> citroenzuurcyclus -> oxidatieve fosforylering
D
glycolyse -> oxidatieve fosforylering -> citroenzuurcyclus -> decarboxylering

Slide 32 - Quiz

In welk deel van aerobe dissimilatie van glucose is zuurstof nodig?
A
Glycolyse
B
Vorming Acetyl-CoA
C
Citroenzuurcylcus
D
Oxidatieve fosforylering

Slide 33 - Quiz

Hoeveel ATP-moleculen kan één NADPH,H+ genereren tijdens de oxidatieve fosforylering?
A
1
B
2
C
3
D
6

Slide 34 - Quiz

Bij welke stap wordt de meeste ATP gevormd?
A
Glycolyse
B
Vorming acetyl CoA
C
Citroenzuurcyclus
D
Oxidatieve fosforylering

Slide 35 - Quiz

Dus wat gebeurt met de dissimilatie als er te weinig O2 is?

Slide 36 - Question ouverte

Dan schakel je over naar anaerobe dissimilatie
glycolyse
alcoholische gisting
melkzuur gisting
o.a. bij gisten 
o.a. melkzuurbacterien en bij mensen
2 pyruvaat 
+ 2 NADH,H+
+ 2 ATP
1 glucose
+ 2 ADP + 2 Pi
+ 2 NAD+
2 melkzuur + 2 NAD+
2 ethanol
+ 2 NAD+
+ 2 CO2

Slide 37 - Diapositive

Wat gebeurt er met de NAD+ die in de gisting ontstaat?
A
Dat wordt afgebroken
B
Dat wordt in de glycolyse gebruikt
C
Dat wordt in de decarboxylatie gebruikt
D
Dat wordt in de citroenzuur-cyclusgebruikt

Slide 38 - Quiz

Stel: ik dissimileer glucose, fructose, alanine en stearinezuur. Hoeveel dissimilatie-routes heb ik nodig?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 39 - Quiz

Er is maar 1 dissimilatie-route (die van glucose)
Alle andere brandstoffen kunnen ergens (zie het plaatje) in de route instromen
Dit maakt deze route superflexibel!

Slide 40 - Diapositive

Aan de slag! 
Maak BS5 af t/m opdr. 66 (63 niet maken!)

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Anaerobe dissimilatie

gisting:
• glucose wordt pyrodruivezuur
• pyrodruivezuur wordt alcohol plus CO2
melkzuurgisting
• pyrodruivezuur wordt melkzuur

Slide 43 - Diapositive