1.3 Wil je welvaart of welzijn?

H1 Inkomen en welvaart
1.3 Wil je welvaart of welzijn?
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H1 Inkomen en welvaart
1.3 Wil je welvaart of welzijn?

Slide 1 - Diapositive

Even nog iets herhalen.....

Slide 2 - Diapositive

modale inkomen?

Slide 3 - Carte mentale

Doelgroep

Slide 4 - Carte mentale

Wat is marketingmix?
A
Reclame maken
B
Prijs, product, plaats, presentatie, personeel en promotie
C
Prijs, plaats, product, pakket, promotie en personeel

Slide 5 - Quiz

Opdracht 4 blz. 15
Vul in wat de groeifactor wordt.
Bij een stijging met 8% wordt de groeifactor
Bij een stijging met 4,6% wordt de groeifactor
Bij een daling met 23,6% wordt de groeifactor

Slide 6 - Question ouverte

1.3 Wil je welvaart of welzijn?
  • Ik kan uitleggen waarom ik prioriteiten moet stellen bij het bevredigen van behoeften.
  • Ik kan voorbeelden geven van vrije goederen.
  • Ik kan aan de hand van een voorbeeld uitleggen wat een schaars goed is.
  • Ik kan met behulp van voorbeelden het verschil uitleggen tussen welvaart en welzijn.
  • Ik kan een stijging of daling van een prijs in procenten uitdrukken.
  • Ik kan het indexcijfer bereken.

Slide 7 - Diapositive

1.3 Wil je welvaart of welzijn?
Consumeren
Consumeren doe je als je jouw behoeften bevredigt.
  • Je koopt een goed:
     gebruiks- of verbruiksgoed
  • Je gebruikt een dienst
  • Je maakt zelf iets (zelfvoorziening)

Slide 8 - Diapositive

Bedenk een voorbeeld
van zelfvoorziening

Slide 9 - Carte mentale

Een ander woord voor keuzes maken noemen we?
A
Schaarste
B
Prioriteiten stellen
C
Behoeften
D
Consumeren

Slide 10 - Quiz

1.1 Je moet keuzes maken
Prioriteiten stellen
  • Je hebt vaak te weinig middelen (tijd en/of geld) om in al je behoeften te voorzien.
  • Je maakt dus keuzes. Dit noemen we prioriteiten stellen.


Slide 11 - Diapositive

1.1 Je moet keuzes maken
Schaarse goederen
Schaarse goederen
  • productiemiddelen werden opgeofferd
  • Je moet ervoor betalen
Vrije goederen
  • zonlicht, wind, zeewater
  • Je moet er niet voor betalen


Slide 12 - Diapositive

Wat is NIET schaars?
A
Elektriciteit
B
Gas uit je gaspit in de keuken
C
Zonlicht

Slide 13 - Quiz

Een schaars goed is:
A
Een goed waar weinig van is.
B
Een goed waar arbeid, kapitaal en/of natuur voor ingezet zijn.
C
Een goed waar weinig vraag naar is.

Slide 14 - Quiz

De mate waarin je met beschikbare middelen in je behoeften kunt voorzien
A
welvaart
B
welzijn

Slide 15 - Quiz

1.3 Wil je welvaart of welzijn?
Verschil Welvaart en Welzijn
  • Welvaart = de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien
  • Welzijn = de mate waarin je je gelukkig voelt

Slide 16 - Diapositive

1.4 Het boodschappenmandje van het CBS
CBS
  • Centraal Bureau van Statistiek houdt de ontwikkeling van prijzen bij.
  • Het CBS gebruikt hiervoor indexcijfers.
  • Een indexcijfer laat de procentuele verandering zien ten opzichte van het basisjaar.

Slide 17 - Diapositive

1.4 Het boodschappenmandje van het CBS
Indexcijfer
Een broek kost in het basisjaar € 30.
Een broek kost nu € 35.

€ 35 : € 30 x 100 =  116,7

Slide 18 - Diapositive

1.4 Het boodschappenmandje van het CBS
Indexcijfer
Het indexcijfer berekenen
 
indexcijfer = nieuwe prijs : prijs basisjaar x 100

Slide 19 - Diapositive

In het basisjaar kost een paar schoenen € 95.
Nu kost het paar € 98.
Wat is het CPI?

Slide 20 - Question ouverte

Oefeningen

Slide 21 - Diapositive

1.3 Wil je welvaart of welzijn?
  • Ik kan uitleggen waarom ik prioriteiten moet stellen bij het bevredigen van behoeften.
  • Ik kan voorbeelden geven van vrije goederen.
  • Ik kan aan de hand van een voorbeeld uitleggen wat een schaars goed is.
  • Ik kan met behulp van voorbeelden het verschil uitleggen tussen welvaart en welzijn.
  • Ik kan een stijging of daling van een prijs in procenten uitdrukken.
  • Ik kan het indexcijfer bereken.

Slide 22 - Diapositive