T3L5 Spetters spetteren

LES 5 Spetters spetteren

Nederlands 2 B
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolLeerjaar 2

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

LES 5 Spetters spetteren

Nederlands 2 B

Slide 1 - Diapositive

Terugblik
... je weet wat een zelfstandig naamwoord is.
... je kan het verschil uitleggen tussen enkelvoud en meervoud.
... je kan de spellingregels toepassen over het verenkelen en verdubbelen van klinkers en medeklinkers (LES 2)

Slide 2 - Diapositive

Vooruitblik
... op het einde van de les ken je de regels van de meervoudsvormen van zelfstandige naamwoorden.

Slide 3 - Diapositive

Regels meervoudsvormen
De meeste zelfstandige naamwoorden zet je in het meervoud door er -(e)n, -s of eren achter te zetten.
werkboek p. 102

vrouw
tweeling
maand

Slide 4 - Diapositive

werkboek p. 103
vakantie
jongen
dame
cadeau
dictee
café

Slide 5 - Diapositive

werkboek p. 103-104
PAS OP!
meervouden op -en
= soms verdubbelen en verenkelen

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

werkboek p. 105
aanvullen van de voorbeelden

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Regels meervoudsvormen
Woorden die eindigen op -man kunnen als meervoud ook -lui of lieden hebben.

Dit zijn meestal beroepen

werkman --> werkmannen/werklieden/werklui
zakenman--> zakenmannen/ zakenlieden/zakenlui

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

werkboek p. 106
PAS OP!
alleen bij de klinkers a, i, o, u, y = + 's
bij andere klinkers / tweeklanken = +s
(voorbeelden: bureaus, pralines, cafés, ...
cowboys, 

Slide 16 - Diapositive

Zelfstandige naamwoorden in het meervoud?

Slide 17 - Carte mentale

Wat is het meervoud van
kaas?
A
kaazen
B
kazen
C
kasen
D
kaas heeft geen meervoud

Slide 18 - Quiz

Wat is het meervoud van vee?
A
veeën
B
vee heeft geen meervoud
C
vee
D
vee heeft alleen een meervoud

Slide 19 - Quiz

Wat is het meervoud van
mees?
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 20 - Quiz

Wat is het meervoud van
kip?
A
kippen
B
kipen
C
kipjes
D
kippetjes

Slide 21 - Quiz

Waar ligt de klemtoon bij
genie?
A
ge
B
nie
C
genie heeft geen klemtoon

Slide 22 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
genie?

Slide 23 - Question ouverte

Waar ligt de klemtoon bij
melodie?
A
me
B
lo
C
die
D
melodie heeft geen klemtoon

Slide 24 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
melodie?

Slide 25 - Question ouverte

Wat is het meervoud van
natie?
A
Natieën
B
Naties
C
Natieërs
D
Natieës

Slide 26 - Quiz

Wat is het meervoud van
panty?
A
Panties
B
Pantis
C
Pantieën
D
Panty's

Slide 27 - Quiz

Wat is het meervoud van piano?
A
Pianoën
B
Pianos
C
Piano's
D
Pianoos

Slide 28 - Quiz

Wat is het meervoud van
groente?
A
Groentes
B
heeft geen meervoud
C
Groenten en Groentes
D
Groenten

Slide 29 - Quiz

Wat is het meervoud van
collega?
A
Collegiën
B
Collegas
C
Collegaas
D
Collega's

Slide 30 - Quiz

Wat is het meervoud van
horloge?
A
Horloges
B
Horlogen
C
Horlogiën
D
Horloge's

Slide 31 - Quiz

Wat is het meervoud van zee?
A
zeeën
B
zeën
C
zees
D
heeft geen meervoud

Slide 32 - Quiz

Wat is het meervoud van fotograaf?
A
fotograven
B
fotografen
C
fotograaven
D
fotograafen

Slide 33 - Quiz

Wat is het meervoud van bureau?
A
bureaus
B
bureau's

Slide 34 - Quiz

Wat is het meervoud van perzik?
A
perzikken
B
perziken

Slide 35 - Quiz

Wat is het meervoud van baby?
A
babies
B
baby's

Slide 36 - Quiz

Wat is het meervoud van lolly?
A
lollies
B
lolly's

Slide 37 - Quiz

Wat is het meervoud van porie?
A
poriën
B
porieën
C
pories

Slide 38 - Quiz

Wat is het meervoud van cowboy?
A
cowboy's
B
cowboys

Slide 39 - Quiz

Wat is het meervoud van ski?
A
skiën
B
ski's
C
skis
D
skisi

Slide 40 - Quiz

Wat is het meervoud van koffie?
A
koffies
B
koffie heeft geen meervoud

Slide 41 - Quiz

Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op.
Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.

'engel'

Slide 42 - Question ouverte

Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op.
Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.

'stad'

Slide 43 - Question ouverte

Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op.
Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.

'ziekte'

Slide 44 - Question ouverte

Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op.
Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.

'monnik'

Slide 45 - Question ouverte

Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op.
Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.

'cadeau'

Slide 46 - Question ouverte

Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op.
Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.

'aardappel'

Slide 47 - Question ouverte

Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op.
Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.

'rund'

Slide 48 - Question ouverte

Ik kan zelfstandige naamwoorden in het meervoud zetten?
A
Ja
B
Nee

Slide 49 - Quiz

Tijd om in te oefenen
3. Het meervoud van zelfstandige naamwoorden
werkboek p. 118-124

Slide 50 - Diapositive