Woordenschat H1

Welkom!
Planning:
1. 10 minuten in stilte lezen
2. Fragment bekijken
3. Doe-opdracht
(4. Uitleg)
(5. Oefenen)
(6. Aan de slag)
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Welkom!
Planning:
1. 10 minuten in stilte lezen
2. Fragment bekijken
3. Doe-opdracht
(4. Uitleg)
(5. Oefenen)
(6. Aan de slag)

Slide 1 - Diapositive

Deze periode: schrijfvaardigheid

PO Woordenschat
Toets schrijfvaardigheid: beoordeling schrijven

Slide 2 - Diapositive

Woordenschat H1
Beeldspraak: 
- vergelijking
- metafoor
- personificatie

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van deze lessenserie kun je: 
- vergelijkingen herkennen, benoemen en begrijpen
- metaforen herkennen, benoemen en begrijpen
- personificaties herkennen, benoemen en begrijpen

Slide 4 - Diapositive

Wat is beeldspraak?

Slide 5 - Question ouverte

Waarom is het belangrijk dat je beeldspraak kunt herkennen en benoemen?

Slide 6 - Question ouverte

Opdracht
We gaan een fragment bekijken uit 'Zondag met Lubach'. 
Als je beeldspraak hoort, steek dan je vinger op. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Opdracht
In drietallen:
Zoek in je boek en/of het internet op wat een vergelijking, een metafoor en een personificatie is. Schrijf de uitwerkingen op de poster die je hebt gekregen. Hier krijg je ongeveer 5-10 min de tijd voor. Daarna vraag ik enkele groepjes om één en ander toe te lichten.

Slide 9 - Diapositive

Vergelijking
Bij een vergelijking vergelijk je twee dingen (object en beeld) met elkaar.
Het object is echt aanwezig, maar het beeld niet. 
Voorbeeld:
Hij (object) is zo rood als een kreeft (beeld) geworden door de zon.
Hij wordt vergeleken met een kreeft

Jouw kamer (object) lijkt wel een zwijnenstal (beeld).
Jouw kamer wordt vergeleken met een zwijnenstal.

Slide 10 - Diapositive

Metafoor 
Een metafoor lijkt op een vergelijking, alleen staat het object nu niet meer in de zin, maar alleen het beeld.

Voorbeeld:
Wat een zwijnenstal (beeld) is het hier.
Zwijnenstal is het beeld dat gebruikt wordt om aan te geven dat het een grote troep is. Wat er precies een troep is, staat niet in de zin.

Dat schaap (beeld) heeft zich laten beetnemen.
Dat schaap staat voor een dom persoon. Wie het precies is, staat niet in de zin.

Slide 11 - Diapositive

Personificatie
Met een personificatie geef je een menselijke eigenschap aan iets dat geen mens is.
Voorbeeld:
Zachtjes fluisteren de bomen haar naam.
Bomen kunnen niet fluisteren, dat is een menselijke eigenschap.

Soms lacht de toekomst je toe.
De toekomst kan niet lachen, dat is een menselijke eigenschap.

Slide 12 - Diapositive

Vergelijking, metafoor of personificatie?

Haar ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven.

A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 13 - Quiz

Vergelijking, metafoor of personificatie?

Hij gedraagt zich als een klein kind.

A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 14 - Quiz

Vergelijking, metafoor of personificatie?

Het gevaar loert op elke straathoek.

A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 15 - Quiz

Vergelijking, metafoor of personificatie?

De appel valt niet ver van de boom.

A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 16 - Quiz

'De golven aaien de zwemmers'.
Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 17 - Quiz

Hij is als een sluwe vos.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 18 - Quiz

'Mijn hart maakte een sprongetje.'
Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 19 - Quiz

Die stratenmaker heeft een paar handen als kolenschoppen.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 20 - Quiz

vergelijking
metafoor
personificatie
De boekenwurm zat de hele vakantie met haar neus in de boeken. 
Hij lacht als een boer met kiespijn 
 Toen we op de alpenweide lagen, hoorden we in de verte een beekje murmelen

Slide 21 - Question de remorquage

Slide 22 - Vidéo

Ik begrijp wat een vergelijking is
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Sondage

Ik begrijp wat een metafoor is
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage

Ik begrijp wat een personificatie is
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage

Opdracht
Blz. 24 - 27:
- Lees eventueel de theorie
- Maak opdracht 1 en 2
- Klassikaal maken we opdracht 3 en 6

Slide 26 - Diapositive

Planning
10 minuten in stilte lezen.

Herhaling Woordenschat H1.

Opdrachten maken. 

Slide 27 - Diapositive

Woordenschat H1
Beeldspraak: 
- vergelijking
- metafoor
- personificatie

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo

vergelijking
metafoor
personificatie
De boekenwurm zat de hele vakantie met haar neus in de boeken. 
Hij lacht als een boer met kiespijn 
 Toen we op de alpenweide lagen, hoorden we in de verte een beekje murmelen

Slide 30 - Question de remorquage

Aan de slag!
Werk nu samen aan opdracht 3 en 6 van blz. 25 en 27 uit je boek. 
Niet af? Huiswerk voor morgen.

Slide 31 - Diapositive