Quiz spelling

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Quiz

Werkwoordspelling

Werkwoordspelling.
Welke zin is goed?

1. Hij heeft de boel belazerd
2. Hij heeft de boel belazert
3. Hij heeft de boel belazerdt

Werkwoordspelling.
Welke zin is goed?

1. Gisteren begeleide hij de vrouw naar huis.
2. Gisteren begeleidde hij de vrouw naar huis.

Werkwoordspelling t.t.
Welke zin is goed?

1. De bejaarde man verstuurt de brief via e-mail
2. De bejaarde man verstuurd de brief via e-mail
3. De bejaarde man verstuurdt de brief via e-mail

Werkwoordspelling
(twee goede antwoorden!)

1. Gisteren verhuisden we naar Waalwijk.
2. Gisteren verhuisten we naar Sprang-Capelle.
3. Gisteren zijn we naar Drunen verhuisd.
4. Gisteren zijn we naar Dronten verhuist.

Vorige week (regenen) het de hele dag. (v.t.)

1. regendde
2. regend
3. regende
4. regent

Gisteren (wachten) ik wel een uur op de trein. (v.t.)

1. wachtte
2. wachte
3. wacht
4. wachten

Wat is de juiste spelling?

(Worden) .... jij nu 17 of 18?

1. Wordt
2. word

Werkwoordspelling

In welke zin zijn de werkwoorden juist gespeld?

1. Hij erkent dat ze is verandert.
2. Hij erkent dat ze is veranderd.
3. Hij erkend dat ze is verandert.
4. Hij erkend dat ze is veranderd.

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?

1. Vindt
2. Vind
3. Vint

Zij herhaald die werkwoordspelling voortdurend.

1. goed
2. fout

Werkwoordspelling.
(beantwoorden)...je die vraag wel goed? (t.t.)

1. Beantwoort
2. beantwoor
3. beantwoord
4. beantwoordt

Einde