Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
Éléments de cette leçon
Oefenen hoofdstuk 4 leerjaar 2
Slide 1 - Diapositive
De Tweede Wereldoorlog had twee bondgenootschappen: de geallieerden en de aslanden
Welk land hoorde bij welke kant? Eentje is al ingevuld.
Aslanden
Geallieerden
Slide 2 - Question de remorquage
Bombardement op Rotterdam
Begin van de Tweede Wereldoorlog
Zuid-Nederland is bevrijd
Noord-Nederland is bevrijd
Slide 3 - Question de remorquage
Wie is de bondgenoot van Hitler VOORDAT de Tweede Wereldoorlog begint?
A
Frankrijk
B
Sovjet-Unie
C
Groot Brittannië
Slide 4 - Quiz
Wat betekent capituleren?
A
Ales een leger een gebied verovert
B
Snelle aanval
C
Overleg tussen staten
D
Overgave
Slide 5 - Quiz
De aanval op welk land start de Tweede Wereldoorlog?
A
Oostenrijk
B
Tsjechië
C
Polen
D
Frankrijk
Slide 6 - Quiz
Wat betekent Blitzkrieg?
A
Gebied veroveren
B
Snelle aanval
C
Overleg tussen staten
D
Overgeven
Slide 7 - Quiz
bezet
Blitzkrieg
capitulatie
diplomatie
invasie
Slide 8 - Question de remorquage
Je weet nu best veel over de Tweede Wereldoorlog. Kijk goed naar onderstaande afbeeldingen en zet ze van links naar recht in de juiste volgorde van tijd. Begin met wat het eerst gebeurde.
Slide 9 - Question de remorquage
➤Combineer de onderstaande zinnen met het juiste land, door ze naar de vlaggen op de kaart te slepen.
Land dat werd veroverd tijdens de Blitzkrieg van mei 1940.
Dit land is nooit door de Duitsers veroverd. Dat kwam onder andere doordat de piloten van dit land zo dapper vochten.
De aanval op dit land werd door Duitsland Operatie Barbarossa genoemd.
Hier vielen de geallieerden op 6 juni 1944 aan.
Slide 10 - Question de remorquage
Kamp Auschwitz was een
A
Strafkamp
B
Doorvoerkamp
C
Concentratiekamp
D
Vernietigingskamp
Slide 11 - Quiz
Tijdens de Holocaust zijn alleen Joden vermoord
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
De Nazi's startte de Holocaust door
A
Razzia's uit te voeren
B
Joden te deporteren
C
Joden te concentreren
Slide 13 - Quiz
Waar werden ouderen, kinderen en zwakke heen gestuurd?