Open Dag Geschiedenis Quiz!
1 / 34
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Hoeveel tijdvakken zijn er bij het vak geschiedenis?
A
5
B
10
C
20
D
50
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Hoe wordt de periode van
jagers en verzamelaars ook wel genoemd?
jagers en verzamelaars ook wel genoemd?
A
Middeleeuwen
B
Moderne Tijd
C
Oudheid
D
Prehistorie
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Van wie was dit dodenmasker?
A
Ramses I
B
Ramses II
C
Toetanchamon
D
Enachton
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Diapositive
Hoe heet de oppergod van de Grieken?
A
Poseidon
B
Hera
C
Zeus
D
Hades
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Welk gebied konden de Romeinen maar moeilijk onder controle krijgen?
A
Engeland
B
Frankrijk
C
Duitsland
D
Spanje
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Diapositive
Welke Germaanse keizer staat ook wel bekend als 'De Grote'?
A
Karel de Grote
B
Augustus de Grote
C
Alexander de Grote
D
Filip de Grote
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Diapositive
Welk land dacht Christoffer Columbus te hebben ontdekt?
A
Amerika
B
Cuba
C
China
D
Indië
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Diapositive
In welke Nederlandse stad bouwden rijke handelaren grachtenpanden?
A
Alkmaar
B
Amsterdam
C
Den Haag
D
Delft
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Diapositive
Wat was de naam van de vrouw van Lodewijk XVI?
A
Sisi
B
Marie-Antoinette
C
Anna van Kleef
D
Catharina van Aragon
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Diapositive
Op welke plaats werd Napoleon definitief verslagen?
A
Antwerpen
B
Brugge
C
Brussel
D
Waterloo
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Diapositive
Hoe wordt de wet die Kinderarbeid verbood ook wel genoemd?
A
Het Kinderwetje van Van Houten
B
Het Onderwijswetje
C
Het Schoolwetje
D
Het Afschaffingswetje
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Diapositive
In welk jaar begon de Eerste Wereldoorlog?
A
1904
B
1914
C
1924
D
1934
Slide 27 - Quiz
Slide 28 - Diapositive
Welke geheime operatie uit 1944 zorgde voor het begin van de bevrijding?
A
A-Day
B
B-Day
C
C-Day
D
D-Day
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Diapositive
De staat bepaald wat er geproduceerd wordt
De staat moet zorgen voor gelijkheid
Er moet veel economische vrijheid zijn
Iedereen moet evenveel geld hebben
Ondernemers bepalen wat ze produceren
Rijk worden is een belangrijk doel
Slide 31 - Question de remorquage
Slide 32 - Diapositive
Welke omschrijving hoort bij welk tijdvak?
tijdvak 1
tijdvak 2
tijdvak 3
tijdvak 4
tijdvak 5
tijdvak 6
tijdvak 7
tijdvak 8
tijdvak 9
tijdvak 10
Ontdekkers en hervormers
Steden en staten
Jagers en boeren
Grieken en Romeinen
Wereld- oorlogen
Televisie en computer
Pruiken en revoluties
Monniken en ridders
Regenten en vorsten
Burgers en stoommachines
