Engelse voornaamwoorden

• Engels
• MBO
• Studiejaar 1

een terugblik op de

Engelse voornaamwoorden

Welkom bij ...

Welke Engelse voornaamwoorden kennen we al?

• Persoonlijke voornaamwoorden gebruik je om naar personen, dieren of dingen te verwijzen.

• Als je wilt uitdrukken dat iets van jou (of van iemand anders) is, gebruik je bezittelijke voornaamwoorden.
• Als je iets of iemand wilt aanwijzen, gebruik je aanwijzende voornaamwoorden.
•  Als je ergens iet over wilt vragen, gebruik je vragende voornaamwoorden.

Persoonlijke voornaamwoorden

• Een persoonlijke voornaamwoord, heeft 2 vormen: een onderwerpsvorm en een  voorwerpsvorm (lijdend of meewerkend).

• Onderwerpsvorm: deze woorden worden in een zin als onderwerp gebruikt. Deze zijn de "uitvoerder" van het werkwoord in de zin.

• voorwerpsvorm: deze woorden worden in een zin als lijdend/ meewerkend voorwerp gebruikt. Deze zijn de "ontvanger" van het werkwoord in de zin.

Examples

I like this book.

You must listen.

She is nice. 

We are waiting for him.

Can you help us?

I won't buy them. 

Kies het juiste persoonlijke vnw:
...... love to ride my own bicycle.

1. they
2. he
3. I
4. us

Welke vorm is dit:
I love to ride my own bicycle.

1. Onderwerp
2. Voorwerp

Kies het juiste persoonlijke vnw:
We are smarter than ......

1. me
2. he
3. you
4. them

Welke vorm is dit:
We are smarter than them

1. Onderwerp
2. Voorwerp

Bezittelijke voornaamwoorden

• Bepaal of het bezittelijk voornaamwoord vóór het zelfstandig naamwoord, waarnaar het verwijst in de zin, staat of dat dat niet zo is.

Examples

She's my friend.

Is that her house?

This was our idea.

She's a friend of mine.

Are both red cars yours?

I'm a colleague of theirs.

Kies het juiste bezittelijke vnw:
Is this your book or is it .....?

1. my
2. her
3. mine
4. our

Welke vorm is dit:
Is this your book or is it mine?

1. Met zelfstandig naamwoorden
2. Zonder zelfstandig naamwoord

Kies het juiste bezittelijke vnw:
My mother speaks a lot to ..... friends.

1. my
2. theirs
3. our
4. her

Welke vorm is dit:
My mother speaks a lot to her friends.

1. Met zelfstandig naamwoorden
2. Zonder zelfstandig naamwoord

Aanwijzende voornaamwoorden

• Er bestaan 4 aanwijzende voornaamwoorden: this, that, these, those.

• Wanneer je naar iets of iemand wilt verwijzen moet je erop letten of dit enkelvoud of meervoud is, en of dit dichtbij of ver(der) weg is.

• Woorden als (over) here, in my hand/bag/room, close by, next to, (over) there, outside geven de plek aan.

Examples

This book I have in my hand is amazing! 

(enkelvoud + dichtbij)

I have to study all these books I have in my bag. 

(meervoud + dichtbij)

That fly up on the wall is annoying me! 

(enkelvoud + ver weg)

Those people over there are colleagues of my mother. 

(meervoud + ver weg)

Kies het juiste vragende vnw:
..... jacket do you want to buy? This one over here, or that one over there?

1. this
2. that
3. these
4. this

Kies het juiste aanwijzende vnw:
They were all looking at ....... spectacular fireworks over there.

1. this
2. that
3. these
4. those

Kies het juiste aanwijzende vnw:
Can you take ...... bag over here to my brother's place?

1. this
2. that
3. these
4. those

Kies het juiste aanwijzende vnw:
He wanted to help every one of ...... children around him.

1. this
2. that
3. these
4. those

Vragende voornaamwoorden

• De vragende voornaamwoorden, of vraagwoorden, gebruik je om iets te vragen. Dit zijn: what - where - when - who - which - why - how.

• De vragende voornaamwoorden staan altijd VOORAAN in de zin en vragen naar iets specifieks, kijk maar hier rechts in de tabel.

Examples

What is your favourite food?

Where were you born?

When is your birthday?

Who is that girl at the door?

Which of the lollypops is sour?

Why are you so late?

How do you I do this?

Kies het juiste vragende vnw:
..... jacket do you want to buy? This one over here, or that one over there?

1. how
2. when
3. where
4. which

Kies het juiste vragende vnw:
..... did find out that you have to retake this exam? Last week?

1. what
2. when
3. how
4. who

Kies het juiste vragende vnw:
..... do I install this app on my phone?

1. what
2. who
3. how
4. which

Do at home

Maakwerk:

- Werkblad Engelse voornaamwoorden

Schrijf de antwoorden in jouw schrift, maak een foto, en lever deze hier in.

DLW (dit hoeft NIET ingeleverd te worden, maar moet wel worden bijgehouden):

Je oefent 2 kantjes (= 2 x a4'tje) in jouw schrift met onderstaande woorden en onregelmatige werkwoorden. 

Schrijf de datum op de kantjes!!

- Unit 4: woorden lesson 2 (blz. 167) + lesson 3 (1e blok, blz. 169)

- Onregelmatige werkwoorden to be t/m to drive (blz. 261)