Thema 4 gezegden

Heel wat in huis hebben
A
Een heel gewoon en rustig leven leiden
B
Iedereen kan het zien en er iets over zeggen
C
Iemand kunnen vertrouwen
D
Heel veel kunnen
1 / 13
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Heel wat in huis hebben
A
Een heel gewoon en rustig leven leiden
B
Iedereen kan het zien en er iets over zeggen
C
Iemand kunnen vertrouwen
D
Heel veel kunnen

Slide 1 - Quiz

Op iemand kunnen bouwen
A
Iemand kunnen vertrouwen
B
Direct zeggen wat er is
C
Dat is heel zeker
D
Als je samen ergens heen gaat, ga je samen ook weer terug

Slide 2 - Quiz

Dat staat als een huis
A
Iedereen kan het zien en er iets over zeggen
B
Dat is heel zeker
C
Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens
D
Als er niemand is om leiding te geven, doet iedereen wat hij zelf wil

Slide 3 - Quiz

Huisje, boompje, beestje
A
Een heel gewoon en rustig leven leiden
B
Het zonnetje in huis zijn
C
Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens
D
Samen uit, samen thuis

Slide 4 - Quiz

In een glazen huis wonen
A
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel
B
Als je samen ergens heen gaat, ga je samen ook weer terug
C
Iedereen kan het zien en er iets over zeggen
D
Dat is heel zeker

Slide 5 - Quiz

Het zonnetje in huis zijn
A
Een vrolijk persoon zijn
B
Thuis is alles het best
C
Direct zeggen wat er is
D
Als je samen ergens heen gaat, ga je samen ook weer terug

Slide 6 - Quiz

Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens
A
Als er niemand is om leiding te geven, doet iedereen wat hij zelf wil
B
Thuis is alles het best
C
Direct zeggen wat er is
D
Met de deur in huis vallen

Slide 7 - Quiz

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel
A
Als je samen ergens heen gaat, ga je samen ook weer terug
B
Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens
C
Als er niemand is om leiding te geven, doet iedereen wat hij zelf wil
D
Heel wat in huis hebben

Slide 8 - Quiz

Samen uit, samen thuis
A
Als je samen ergens heen gaat, ga je samen ook weer terug
B
Dat staat als een huis
C
Dat staat als een huis
D
Op iemand kunnen bouwen

Slide 9 - Quiz

Met de deur in huis vallen
A
Direct zeggen wat er is
B
Huisje, boompje, beestje
C
Een heel gewoon en rustig leven leiden
D
Iedereen kan het zien en er iets over zeggen

Slide 10 - Quiz

Wie ken jij die 'heel wat in huis heeft'?

Slide 11 - Question ouverte

Wie die jij kent is 'het zonnetje in huis'?

Slide 12 - Question ouverte

Wie die jij kent 'valt altijd met de deur in huis'?

Slide 13 - Question ouverte