Weet je nog wat je de afgelopen lessen over filosofie hebt geleerd?
We beginnen met een korte quiz.
Klaar?
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
FilosofieBasisschoolGroep 8
Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.
Éléments de cette leçon
Welkom terug bij A-Kwadraat!
Weet je nog wat je de afgelopen lessen over filosofie hebt geleerd?
We beginnen met een korte quiz.
Klaar?
Slide 1 - Diapositive
Waar is de filosofie ook al weer ontstaan?
A
Mesopotamië
B
Griekenland
C
Romeinse rijk
D
Egypte
Slide 2 - Quiz
Vóór de filosofie ontstond vertelden mensen verhalen over de goden om te verklaren wat er gebeurde. Hoe noemen we die verhalen?
Slide 3 - Question ouverte
Slide 4 - Vidéo
In de video ging het over de natuurfilosoof Thales die dacht dat alles uiteindelijk uit water bestond. Welke andere 3 elementen bedachten de andere natuurfilosofen?
Slide 5 - Question ouverte
Wat betekent het Griekse woord filosofie letterlijk?
A
Nadenken
B
Houden van wijsheid
C
Vragen stellen
D
Kritisch zijn
Slide 6 - Quiz
Met Socrates kwam de mens centraal te staan in de filosofie. Hij bestookte iedereen met lastige vragen. Wat was zijn bijnaam?
A
De bezige bij
B
De mug
C
De horzel
D
De kolibrie
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Vidéo
Welke filosofische vragen kan je bedenken?
Slide 9 - Carte mentale
Wat is waar?
Het woord 'waar' gaat over waarheid. Overal te wereld hebben filosofen zich al duizenden jaren lang het hoofd gebroken over de vraag: wat is er nu eigenlijk waarheid? Wanneer is iets precies 'waar'?
Slide 10 - Diapositive
Ja, dat is waar!
De Griekse filosoof Aristoteles, legde het zo uit:
'Waar is, van iets dat zo is, dat het zo is, en van iets dat niet zo is, te zeggen dat het niet zo is.'
Lees het zinnetje maar eens een paar keer door. Geen speld tussen te krijgen!
Slide 11 - Diapositive
Correspondentie
Later noemde men dit idee van Aristoteles de correspondentie-theorie. Je kunt het ook zo uitleggen: wat je denkt (kennis), komt overeen met de feiten (werkelijkheid).
Slide 12 - Diapositive
Wat is waar?
Een zin is dus waar wanneer wat je zegt overeenkomt met de werkelijkheid.
De zin 'Hier zie je een kat' is dus waar, omdat je een kat kan zien.
Slide 13 - Diapositive
Hoe kan je van de zin 'Dit is mijn huis(dier)' een ware zin maken?
Slide 14 - Question ouverte
GEEN bewijs
VOLDOENDE bewijs
MEER dan genoeg bewijs
Stel je voor: de minister-president van Nederland is gisteren door het ijs gezakt. Wat telt als genoeg bewijs voor deze uitspraak? Sleep de uitspraken.
Een insta-post van Rutte zelf
Zelf gezien
Ik heb het gedroomd
Gehoord van mijn moeder
Filmpje gezien
Slide 15 - Question de remorquage
Een waarheid als een koe?
Zinnetjes die bedoeld zijn als feit, kúnnen waar zijn.
Bijvoorbeeld: Een koe heeft vier magen.
Zinnetjes die bedoeld zijn als mening, kunnen nooit waar zijn. Ze zijn altijd persoonlijk.
Bijvoorbeeld: Koeien zijn de leukste dieren op aarde.
Slide 16 - Diapositive
Wat hoort bij wat?
Alle koeien zijn zwart-wit.
Filosofen hebben altijd gelijk
Zwarte zwanen bestaan niet.
Feitelijke bewering
wel waar!
Feitelijke bewering
alleen niet waar!
Mening!
Filosoferen en wijsheid hebben iets met elkaar te maken
Ik ben de slimste persoon die ik ken,
Slide 17 - Question de remorquage
Welke uitspraken zijn waar? Je mag fact-checken!
Het regent diamanten op Jupiter
Iran heeft 14 eekhoorns gearresteerd op verdenking van spionage.
Niet waar!
Echt waar!
Een wolk weegt evenveel als een kudde olifanten.
Als je een computerchip in iemands hersenen plaats kan je zien waaraan diegene denkt.
Slide 18 - Question de remorquage
Dat is toch logisch!
Een belangrijk onderdeel van filosofie is het logisch redeneren: de logica.
Filosofie is namelijk niet een eind in de ruimte zwetsen of gewoon je fantasie gebruiken. Filosofen hebben oog voor de raadsels van het leven, maar staan ook beide benen op de grond. Van ieder denkstapje dat ze zetten willen ze graag dat het klopt.
Slide 19 - Diapositive
Feiten en meningen
Als filosofen iets voor 'waar' aannemen of hun mening ergens over vormen, hebben filosofen daar bewijzen of argumenten voor nodig.
Voor een feit heb je bewijs nodig.
En voor een mening argumenten.
Je kan argumenten voor een mening geven. Of tegenargumenten.
Slide 20 - Diapositive
Welke argumenten heb je vandaag al gebruikt? Bedenk er 3!
Slide 21 - Question ouverte
Nepnieuws is gevaarlijk. Bedenken argumenten vóór en tegen de stelling 'Nepnieuws is gevaarlijk.'
Slide 22 - Question ouverte
Waarom klopt er wat er klopt?
Sommige dingen die je zegt gaan op elkaar in en volgen logisch op elkaar. Anderen gaan van de hak op de tak en zijn niet aan elkaar verbonden.
Aristoteles bedacht een manier om te kijken of een argument klopt. Dit noemen we een geldig argument.
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Vidéo
Een geldige redenering is bijvoorbeeld:
Als het regent, dan pak ik mijn paraplu.
Het regent. Dus ik pak mijn paraplu.
Waarom weet ik dat? Omdat ik dat heb afgeleid uit de zinnen. Ik kan geen andere conclusie trekken.
Een ongeldige redenering is bijvoorbeeld:
Als de school vakantie heeft zijn de kinderen vrij.
De juf is vrij. Dus de apen gaan dansen.
Huh? Dit slaat toch nergens op? De ene uitspraak kan je niet afleiden uit de andere.
Slide 25 - Diapositive
Sluitredeneringen
Aristoteles noemde dit soort zinnetjes: syllogismen.
Dat betekent een sluitredenering.
Er is geen speld tussen te krijgen!
Eigenlijk redeneren wij al vanaf dat we klein zijn al zo, zonder dat je wist dat je het deed.
Slide 26 - Diapositive
Geldig of ongeldig? Sommige landen hebben een koning. Nederland heeft een koning. Alle landen hebben een koning.
Slide 27 - Question ouverte
Geldig of ongeldig? Alle kinderen in deze klas doen mee. Alle kinderen in deze klas hebben honger. Alle kinderen die meedoen, hebben honger.
Slide 28 - Question ouverte
Slide 29 - Diapositive
Tot slot een hersenkraker. Is de zin 'Deze zin is niet waar' waar?
Slide 30 - Question ouverte
Schrijfopdracht
Over het leven van Socrates (en zijn einde) weten we vooral veel dankzij zijn leerling Plato.
Plato schreef namelijk veel dialogen. Dat zijn gesprekken tussen twee personen. Een soort toneelstukjes dus.
In de dialogen van Plato is Socrates vaak één van de twee personen die aan het woord is.
Slide 31 - Diapositive
Schrijfopdracht
Schrijf zelf een korte dialoog waarbij Socrates in gesprek is met een andere persoon. Je mag zelf verzinnen wie.
Het helpt om één onderwerp of vraag te kiezen.
Laat met je dialoog zien wat je nog weet over Socrates en zijn manier van vragen stellen.
Tip: Het voordeel van een dialoog is dat je het niet met jezelf eens hoeft te zijn!
Slide 32 - Diapositive
Inleveren schrijfopdracht
Lever de opdracht voor de volgende les in via Magister.
Je mag samenwerken!
Wees creatief.
Slide 33 - Diapositive
Extra hersenkrakers!
Slide 34 - Diapositive
Geheim agent
Weet je waarvoor goed nadenken en redeneren ook heel belangrijk is? Voor de spionnen van Nederland!
Zij maken daarom puzzels om hun hersenen te kraken. En jij kan meedoen!
Slide 35 - Diapositive
AIVD kerspuzzel
Tot en met 12 januari kan je nog meedoen met de junior kerstpuzzel van de Nederlandse geheime dienst! Klik op de link voor de opdrachten.