Grammatica A + B: Ontleden en ZNW, LW en BN

Lesdoel 
  • Je weet wat zinsontleding inhoudt
  • Je kunt het verschil tussen taalkundig en redekuntdig ontleden aangeven
  • Je weet hoe je zelfstandige naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden herkent


1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Lesdoel 
  • Je weet wat zinsontleding inhoudt
  • Je kunt het verschil tussen taalkundig en redekuntdig ontleden aangeven
  • Je weet hoe je zelfstandige naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden herkent


Slide 1 - Diapositive

Grammatica A: Ontleden

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je al/nog over grammatica?

Slide 3 - Carte mentale

Grammatica
Grammatica --> alle regels voor het maken van woorden en zinnen bij elkaar. 
Die grammatica zit al in je hoofd, gaat vanzelf bij het aanleren van de taal.

Taalgevoel --> je maakt als vanzelf goede zinnen en je snapt direct de betekenis van wat hier op het bord staat.

Slide 4 - Diapositive

Ontleden --> uit elkaar halen. 
Waar denk je aan bij het woord "ontleden"?

Slide 5 - Carte mentale

Taalkundig en redekundig
Taalkundig ontleden --> woordsoorten benoemen. Losse woorden in een zin benoemen. 
Losse woorden in een zin kunnen samen groepjes vormen. 
Redekundig ontleden --> zinsdelen benoemen. Zinsdelen met een functie benoemen. 


Zinsdeel --> woordsoorten die samengevoegd worden in een groepje met een functie.

Slide 6 - Diapositive

Twee zinnen, dezelfde betekenis?
  1. Sanne bewondert Bram
  2. Bram bewondert Sanne 




> Wat is het verschil in betekenis tussen beide zinnen?
> Hoe kan het dat de betekenis van de zinnen verschilt, terwijl ze uit dezelfde woorden bestaan?

Slide 7 - Diapositive

Redeneren
Redeneren --> door logisch nadenken tot een conclusie komen. 

Slide 8 - Diapositive

Aan de slag! 
Grammatica

A. Ontleden, blz. 92
Lezen: HB blz. 138/139
Maken: opdracht 4 t/m 9 en 11a

Klaar? Ga dan alvast het handboek blz. 160/161 lezen!

Slide 9 - Diapositive

Grammatica B: ZNW, LW en BN

Slide 10 - Diapositive

Woordsoorten
= taalkundig ontleden!

Slide 11 - Diapositive

Welke woordsoorten ken je (nog)?

Slide 12 - Carte mentale

Zelfstandige naamwoorden
Mensen, dieren ,dingen.
Voor een zelfstandig naamwoord kan je een lidwoord zetten. 
Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Dit zijn de eigennamen. Suzanne en Zwolle zijn dus eigennamen.

Slide 13 - Diapositive

zelfstandige naamwoorden
Noteer één of meer zelfstandige naamwoorden

Slide 14 - Carte mentale

Concreet - abstract ZN
Concreet = iets wat je kunt aanraken

Abstract = iets wat je niet kunt aanraken of wat niet bestaat.

Slide 15 - Diapositive

De tijd (uur, minuut etc.) = abstract
De klok = concreet

Slide 16 - Diapositive

De liefde = ?
De voetbal = ?

Slide 17 - Diapositive

Lidwoorden (lw)

Er zijn drie lidwoorden: 
de, het, een.

De en het -> bepaald lidwoord.
een -> onbepaald lidwoord.




Slide 18 - Diapositive

Een paar oefenzinnen..
Schrijf alle zelfstandige naamwoorden (13!) en lidwoorden (8) op:

1. In de dierenwinkel zat een lief, klein konijntje.
2. Heb jij nieuw papier in de printer in de werkkamer gedaan?
3. In de Hortensiastraat staan veel hortensia's in de voortuinen.
4. Mijn nieuwe fiets zet ik altijd in het fietsenhok.
5. Isis en Sanna hebben de luistertoets goed geoefend.




timer
4:00

Slide 19 - Diapositive

De zelfstandige naamwoorden:

1. In de dierenwinkel zat een lief, klein konijntje.
2. Heb jij nieuw papier in de printer in de werkkamer gedaan?
3. In de Hortensiastraat staan veel hortensia's in de voortuinen.
4. Mijn nieuwe fiets zet ik altijd in het fietsenhok.
5. Isis en Sanna zijn verhuisd naar Amsterdam....




Slide 20 - Diapositive

De lidwoorden:

1. In de dierenwinkel zat een lief, klein konijntje.
2. Heb jij nieuw papier in de printer in de werkkamer gedaan?
3. In de Hortensiastraat staan veel hortensia's in de voortuinen.
4. Mijn nieuwe fiets zet ik altijd in het fietsenhok.
5. Isis en Sanna hebben de luistertoets goed geoefend....




Slide 21 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Diapositive

Bijvoeglijke naamwoorden (bn)
Een bijvoeglijk naamwoord kan stoffelijk zijn. Het zegt dan waar het van is gemaakt. 

In het plastic tasje zit een gouden ring....


Slide 23 - Diapositive

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden


Een houten stoel.
Het houten stoeltje.
De houten stoelen. 

Slide 24 - Diapositive

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.

Slide 25 - Diapositive

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 26 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterk
C
man
D
boos

Slide 27 - Quiz

Bedenk zelf een zin met:

- een abstract zelfstandig naamwoord,
- een bijvoeglijk naamwoord,
- minimaal één lidwoord

Slide 28 - Question ouverte

Ik weet wat een ZN, BN en LW is; ik kan ze ook benoemen in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Sondage

Slide 30 - Lien

Aan de slag! 
Grammatica

B. ZN, LW en BN, blz. 94
Lezen: HB blz. 160/161
Maken: opdracht 5 t/m 10

Klaar? Ga dan lezen in je leesboek.

Slide 31 - Diapositive

EINDE LES

Slide 32 - Diapositive