Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welk woord wordt bedoeld? Trots - Vlag - Volkslied - Extreem
Slide 2 - Question ouverte
De eerste Wereldoorlog duurde van..
A
1914-1917
B
1914-1918
C
1917-1924
D
1917-1920
Slide 3 - Quiz
In 1914 kwamen veel Europese landen met elkaar in oorlog. Wat was daarvan geen oorzaak?
A
De Frans-Duitse oorlog
B
De wapenwedloop
C
Bondgenootschappen
D
Het Verdrag van Versailles
Slide 4 - Quiz
Van welk land was het Von Schlieffen-plan het aanvalsplan?
Slide 5 - Question ouverte
Wat was het doel van het Von Schlieffenplan?
A
zorgen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
B
zorgen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
C
voorkomen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
D
voorkomen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
Slide 6 - Quiz
Welk land hoort niet bij de Centralen?
A
Oostenrijk-Hongarije
B
Duitsland
C
Frankrijk
D
Ottomaanse Rijk
Slide 7 - Quiz
Een totale oorlog is een oorlog
A
Waarbij veel landen zijn betrokken.
B
Waarbij de hele samenleving betrokken is
C
Waarin zowel te land als ter zee wordt gevochten.
D
Waarin veel soldaten sneuvelen.
Slide 8 - Quiz
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd aan het oostfront een loopgravenoorlog uitgevochten
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
In de Eerste Wereldoorlog vochten, vooral aan Britse en Franse zijde mensen uit hun kolonies mee.
Maak de zin af. Dat mensen uit de kolonies meevechten, is voornamelijk een gevolg van ...
A
Het nationalisme
B
Het modern imperialisme
C
De bondgenootschappen
D
Het militarisme
Slide 10 - Quiz
Hoe kon de moord op Franz-Ferdinand leiden tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moordenaar was door Rusland gestuurd. Daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Rusland; de overige grote landen kozen toen partij voor hun bondgenoten
B
Frankrijk voelde zich door de moord bedreigd door Duitsland en Oostenrijk-Hongarije en verklaarde snel aan Duitsland de oorlog, waarna de andere landen zich aansloten.
C
De moordenaar kwam uit Servië, daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije aan dit land de oorlog. Duitsland steunde Oostenrijk-Hongarije. Vervolgens verklaarde iedereen elkaar de oorlog
D
De kogel was eigenlijk bedoeld voor de Duitse keizer Wilhelm II. Uit wraak verklaarde Duitsland toen de oorlog aan Rusland en aan Frankrijk..
Slide 11 - Quiz
Duitsland moest herstelbetalingen doen aan de winnaars. Ze moesten ook:
A
Alle criminelen opsluiten.
B
Grondgebied en koloniën afstaan
C
Hun leger verkleinen en de vloot afstaan
D
Lid worden van de Volkenbond
Slide 12 - Quiz
De Eerste Wereldoorlog had twee bondgenootschappen: de geallieerden en de centralen.
Welk land hoorde bij welke kant?
Centralen
Geallieerden
Slide 13 - Question de remorquage
Wat zijn collectieve boerderijen?
A
Zelfstandige boerderijen
B
Niet bestaande boerderijen
C
Gezamenlijke boerderijen
Slide 14 - Quiz
Kies de juist volgorde
A
Lenin, Stalin, Nicolaas II
B
Nicolaas II, Lenin, Stalin
C
Stalin, Lenin, Nicolaas II
D
Nicolaas II, Stalin, Lenin
Slide 15 - Quiz
Voor wie komt Lenin op?
A
Boeren en arme mensen
B
De Tsaar
C
Niemand
D
Alleen zichzelf
Slide 16 - Quiz
Wat past niet bij het communisme?
A
Gelijkheid
B
Arbeiders
C
Karl Marx
D
Privébezit
Slide 17 - Quiz
Wat past wel bij het communisme?
A
Gelijkheid
B
Kapitalisme
C
Vrijheid
D
Privébezit
Slide 18 - Quiz
Hoe heetten de aanhangers van Lenin?
A
Communisten
B
Bolsjewieken
C
Geallieerden
D
Mensjewieken
Slide 19 - Quiz
Onder Stalin kwam er een nieuw economisch systeem: de staat besliste wat én hoe er moest worden geproduceerd.
hoe heet dat systeem?
A
planeconomie
B
grote terreur
C
collectivisatie
D
communisme
Slide 20 - Quiz
Wat hoort NIET bij de planeconomie van Stalin?
A
vijfjarenplan
B
NEP
C
collectivisatie van de landbouw
D
industrialisatie
Slide 21 - Quiz
Wat is een totalitaire ideologie?
A
een ideologie die door de overheid/regerende partijen totaal opgelegd wordt aan de bevolking
B
Een ideologie die totaal bedacht is door één persoon
C
Een ideologie waarbij het communisme centraal staat
D
Een ideologie waarbij iedereen gelijk is
Slide 22 - Quiz
Stalin is aan de macht tijdens:
A
De Eerste
Wereldoorlog.
B
De Tweede Wereldoorlog.
Slide 23 - Quiz
Wie is de grondlegger van het fascisme?
A
Adolf Hitler
B
Benito Mussolini
C
Francisco Franco
D
Jozef Stalin
Slide 24 - Quiz
Wat is erg belangrijk volgens de fascisten?
A
Democratie
B
Rassenleer
C
Antisemitisme
D
Één sterke leider
Slide 25 - Quiz
Wat is een andere naam voor jodenhaat?
A
Rassenleer
B
Fascisme
C
Antisemitisme
D
Discriminatie
Slide 26 - Quiz
Wat is géén bepaling in het Verdrag van Versailles?
A
Grondgebied en koloniën afstaan
B
Herstelbetalingen doen
C
Aansluiten bij de Volkenbond
D
Leger moest verkleind worden
Slide 27 - Quiz
Waarom werd Duitsland extra zwaar getroffen door de wereldwijde economische crisis?
A
Het Dawesplan werd stopgezet.
B
Duitsland had geld uitgeleend aan andere landen om de economie weer op te bouwen.
C
Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger weer op te bouwen.
D
De Amerikaanse president had opdracht gegeven om alle Duitse producten uit Amerikaanse winkels te halen.
Slide 28 - Quiz
Wat maakt de Sovjet-Unie tot een bondgenoot in de Tweede Wereldoorlog?
A
Operatie Barbarossa
B
De Russische Revolutie
C
Het Von Schlieffenplan
D
Het Molotov von Ribbentroppact
Slide 29 - Quiz
1933
1938 (1)
1938 (2)
1939 (1)
1939 (2)
1940
Duitsland valt Polen binnen
Conferentie van München
Anschluß
Hitler wordt rijkskanselier
Blitzkireg
Molotov von Ribbentroppact
Slide 30 - Question de remorquage
De VS voerde een isolationistische politiek na de Eerste Wereldoorlog. Wat hield dit in?
A
Hierbij dreven ze geen handel met andere landen
B
Hierbij hielpen ze Europa niet met het opbouwen van de economie
C
Hierbij waren er bijna geen contacten meer tussen de VS en Europa.
D
Hierbij bemoeiden ze zich niet met buitenlandse conflicten
Slide 31 - Quiz
De VS voerde een isolationistische politiek na de Eerste Wereldoorlog. Wat hield dit in?
A
Hierbij dreven ze geen handel met andere landen
B
Hierbij hielpen ze Europa niet met het opbouwen van de economie
C
Hierbij waren er bijna geen contacten meer tussen de VS en Europa.
D
Hierbij bemoeiden ze zich niet met buitenlandse conflicten
Slide 32 - Quiz
Wat was de aanleiding voor de Tweede Wereldoorlog?
A
De Anschluss met Oostenrijk
B
De bezetting van Tsjecho-Slowakije
C
De Conferentie van München
D
De aanval op Polen
Slide 33 - Quiz
Waarom ging de VS meedoen in de oorlog?
A
Engeland had steun gevraagd aan de VS
B
Door de aanval op Pearl Harbor door Japan
C
Door het Molotov von Ribbentroppact
D
Door de Duitse aanval op Polen
Slide 34 - Quiz
In 1933 werd Adolf Hitler rijkskanselier van Duitsland. Hoe was hij aan de macht gekomen?
A
Hij had met zijn partij de NSDAP de meerderheid van de stemmen gekregen
B
Hij greep zelf de macht door een staatsgreep en werd dictator
Slide 35 - Quiz
Met welke gebeurtenis kwam de Tweede Wereldoorlog ten einde?
A
De zelfmoord van Hitler
B
De atoombommen op Japan
C
D-Day
D
De aanval van het Russische leger op Berlijn
Slide 36 - Quiz
Wat hield de machtigingswet in?
A
Dat Hitler nu mocht regeren zonder parlement
B
Dat Hitler nu het hoofd was van de regering
C
Dat Hitler partijleider werd van de NSDAP
D
Dat Hitler hoofd van het leger werd
Slide 37 - Quiz
Welk land heeft nazi-Duitsland nooit bezet tijdens de Tweede Wereldoorlog?
A
Frankrijk
B
Nederland
C
Polen
D
Engeland
Slide 38 - Quiz
De Blitzkrieg is:
A
Een ander woord de Tweede Wereldoorlog
B
De naam van het boek dat Hitler schreef
C
Een ander woord voor de snelle manier waarop Duitsland zijn buurlanden binnenviel