1.4 - feit, mening, argument

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Feit - mening - argument

feit/mening/argument

1. Noem een feit

een feit:

feit/mening/argument

1. Noem een feit
2. Noem een mening

een mening:

feit/mening/argument

1. Noem een feit
2. Noem een mening
3. Noem een argument

een argument:

Uitleg

1.4: Feiten, meningen, argumenten

Wat is een argument?

1. een argument is bewijsbaar
2. een argument is een reden waarom jij iets vindt

Staat hier een feit, mening of argument?

(Ik ga niet met hem om,) omdat hij vreemde ideeën heeft.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Het is raar om leraren met u aan te spreken.

1. Feit
2. Argument
3. Mening

Staat hier een feit, mening of argument?

(Ik ga graag met hem in gesprek,) omdat hij goede standpunten heeft.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

(Ik rook niet,) omdat uit onderzoek blijkt dat roken slecht is voor je gezondheid.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Uit onderzoek blijkt dat roken slecht is voor je gezondheid.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Aan de slag

Maak paragraaf 4 opdracht 2 ,4,6 en 8