Verwarming

Verwarming
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
InstallatietechniekMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Verwarming

Slide 1 - Diapositive

Wat was de eerste vorm van verwarmen
A
Centrale Verwarming
B
Warmtepomp
C
Houtvuur
D
Gaskachel

Slide 2 - Quiz

Historie
  • Hout(kachel)
  • Kolen(kachel/CV ketel)
  • Olie(kachel/CV ketel)
  • Gas(kachel/CV ketel)
  • Warmtepomp
  • Waterstof

Slide 3 - Diapositive

Welk medium transporteert het beste warmte
A
Lucht
B
Water

Slide 4 - Quiz

Warmte opwekking en transport
De hoeveelheid energie die water of lucht kan transporteren wordt bepaald door de soortelijke warmte (c)
C water = 4,2 KJ/(Kg.K)
(Per kilogram water, per graad temperatuurverschil wordt 4,2 KJ warmte overgebracht)
C lucht = 1 KJ/(Kg.K)
(Per kilogram lucht, per graad temperatuurverschil wordt 1 KJ warmte overgebracht)

Slide 5 - Diapositive

Warmte opwekking en transport
De hoeveelheid energie die water of lucht kan transporteren wordt bepaald door de soortelijke warmte (c)
P = q x ρ x c x ΔT 
P = vermogen
q = volumestroom
ρ = soortelijke massa
c = soortelijke warmte
   ΔT = temperatuur verschil


Slide 6 - Diapositive

Warmte opwekking en transport
P = q x ρ x c x ΔT 
P = vermogen = 2000 Watt = 2 kW
q = volumestroom = ?
ρ = soortelijke massa = 1 kg/dm³ 
c = soortelijke warmte = 4,2 KJ/(Kg.K)
   ΔT = temperatuur verschil = 90 – 70 = 20 K




Slide 7 - Diapositive

Warmte opwekking en transport
P = q x ρ x c x ΔT 
P = vermogen = 2000 Watt = 2 kW
q = volumestroom = ?
ρ = soortelijke massa = 1 kg/dm³ 
c = soortelijke warmte = 4,2 KJ/(Kg.K)
   ΔT = temperatuur verschil = 90 – 70 = 20 K

2 KJ/s = q x 1 kg/dm³ x 4,2 KJ/(Kg.K) x 20 K



Slide 8 - Diapositive

Warmte opwekking en transport
P = q x ρ x c x ΔT 
P = vermogen = 2000 Watt = 2 kW
q = volumestroom = ? dm³/s
ρ = soortelijke massa = 1 kg/dm³ 
c = soortelijke warmte = 4,2 KJ/(Kg.K)
   ΔT = temperatuur verschil = 90 – 70 = 20 K

2 KJ/s = q x 1 kg/dm³ x 4,2 KJ/(Kg.K) x 20 K
q =2 KJ/s : 1 kg/dm³ x 4,2 KJ/(Kg.K) x 20 K



Slide 9 - Diapositive

q =


A
q = 0.0238 dm³/s
B
q = 42 dm³/s

Slide 10 - Quiz

verwarmingslichamen

Slide 11 - Diapositive

Selectie verwarmingslichamen
De meest voorkomende verwarmingslichamen zijn radiatoren en convectoren welke via straling en convectie warmte aan de ruimte afgeven

Slide 12 - Diapositive

Wat is straling?
A
Een natuurkundig verschijnsel berust op het uitzenden van energie.
B
Een natuurkundig verschijnsel berust op het uitzenden van stroming.

Slide 13 - Quiz

Paneelradiator
Convectorput

Slide 14 - Diapositive

Soorten radiatoren
  • Paneelradiatoren
  • Ledenradiatoren
  • Buisradiatoren
  • Designradiatoren

Slide 15 - Diapositive

Soorten convectoren
  • Ribbenbuisconvectoren
  • Spirobuisconvectoren
  • Plint- of vloerconvectoren

Slide 16 - Diapositive

Radiatoren
Paneelradiatoren (plaatradiator )
Water stroomt tussen de platen van boven naar beneden
Warmte overdracht door straling ( convector als aanvulling )

Slide 17 - Diapositive

Radiatoren

Slide 18 - Diapositive

Radiatoren
Ledenradiatoren
Aan elkaar gelaste delen boven en onder
Groot volume CV water
Warmte overdracht voornamelijk convectie

Slide 19 - Diapositive

Radiatoren
Buisradiatoren
Bestaat uit aanvoer verdeelbuis en verzamelretourbuis
Veel gebruikt in badkamer ( handdoek radiator )
Klein oppervlak t.o.v. paneelradiator
Eerste designradiator
Designradiatoren
Vergelijkbaar als buisradiator


Slide 20 - Diapositive

Soorten convectoren
Ribbenbuisconvectoren
Enkele buis met losse ribben
Weinig straling voornamelijk convectie
Spirobuisconvectoren
Enkele buis met 1 rib als een wokkel
Weinig straling voornamelijk convectie
Plint- of vloerconvectoren
Meest voorkomende
1 of meerdere evenwijdige buizen voorzien van lamellen



Slide 21 - Diapositive

Wat wordt er bedoeld met convectie in de installatietechniek
A
Dat je de juiste kleding aan hebt
B
De warmte wordt getransporteerd via straling
C
De warmte wordt getransporteerd via licht
D
De warmte wordt getransporteerd via de lucht

Slide 22 - Quiz

Selectie & correctiefactor
Bij de keuze van de te gebruiken componenten wordt uitgegaan door fabrikanten van vermogen bij een z.g.n. normtemperatuur van 75°C/65°C/20°C

 75°C – aanvoer temperatuur
65°C – retour temperatuur
20°C – ruimte temperatuur
De radiator temperatuur is het gemiddelde tussen aanvoer en retour bij bovenstaande normtemperatuur is dit 70°C
Als gebruik wordt gemaakt van andere temperaturen zoals bij LTV ( 55°C/45°C/20°C ) zijn omreken tabellen van de fabrikant beschikbaar



Slide 23 - Diapositive

Selectie en correctiefactor
Voorbeeld:
Een radiator heeft volgens de fabrikant een vermogen van 2000 watt bij de standaard normtemperatuur van 75°C/65°C/20°C,
(radiator temperatuur 70°C)

Er wordt gewerkt met LTV 55°C/45°C/20°C
(radiator temperatuur 50°C)

Er is dan een radiator nodig welke 3920 watt levert (1,96 X 2000 = 3920)

Conclusie: Bij LTV is een “grotere” radiator nodig.


Slide 24 - Diapositive

Vloerverwarming
Vloerverwarming werkt met lage temperaturen
Warmte wordt door de vloer afgegeven door straling
Lagere temperatuur zorgt voor hogere luchtvochtigheid
Gelijke verdeling van de warmte
Bijna geen “stratificatie”

Vloerverwarming kan als hoofd en bijverwarming worden aangelegd


Slide 25 - Diapositive

Vloerverwarming verdelers
Open verdeler: Wanneer de watertemperatuur van het circulerende water te laag wordt zorgt een thermostaatkraan ervoor dat automatisch warm water uit de cv-installatie wordt toegevoegd.
Bij een te hoge watertemperatuur schakelt een voeler de ingebouwde pomp uit. De voeler en thermostaatkraan zorgen dus dat de watertemperatuur van je vloerverwarming optimaal blijft.
1 – retour ventiel
2 – groep afsluiters
3 – circulatiepomp
4 – thermostaatkraan (aanvoer CV)
5 – vulkraan
6 – standenschakelaar pomp


Slide 26 - Diapositive

Vloerverwarming verdelers
Gesloten verdeler: Een gesloten vloerverwarming verdeler wordt in veel gevallen gebruikt in combinatie met een warmtepomp.
Een gesloten verdeler heeft geen ingebouwde pomp en is dus niet in staat is om koud en warm water te mengen.
Een warmtepomp zorgt voor de opwarming van het water voor in de vloerverwarmingsbuizen, aangezien een gesloten verdeler zonder pomp hier niet tot in staat is.

Slide 27 - Diapositive

Vloerverwarming verdelers
Gescheiden systeem: Met deze verdeler wordt de vloerverwarming installatie d.m.v. een warmtewisselaar van de rest van de verwarmingsinstallatie gescheiden.
De verdeler is voorzien van een eigen expansievat

Slide 28 - Diapositive

Elektrische vloerverwarming
Elektrische vloerverwarming is te verkrijgen in verschillende systemen o.a.
  

Kabel: Deze wordt gelegd vergelijkbaar als “gewone” vloerverwarming.
Kant en klare mat waarop kabels zijn aangelegd: matten worden gelegd waarover de dekvloer wordt gelegd.

Folie voor onder tapijt / laminaat: dunne folie welke onder tapijt en/of laminaat kan worden gelegd.

Elektrische vloerverwarming wordt vaak als bijverwarming aangelegd in bijvoorbeeld de badkamer, mede doordat elektrisch verwarmer duurder is als via een HR ketel of warmtepomp.


Slide 29 - Diapositive

Wandverwarming
De systemen voor wandverwarming komen overeen met vloerverwarming, door de grote oppervlakte kan gewerkt worden met lage temperaturen.

Wand verwarming kan onderverdeeld worden in o.a.:
Modulesysteem met leem-elementen: Het element voorzien van verwarmingsleidingen wordt tegen de muur gemonteerd en afgewerkt met leem.
( Leem zorgt voor optimaal binnenklimaat en reguleert de luchtvochtigheid )
Registersysteem: Frame met buizenstelsel wordt geplaatst en afgewerkt met leem, kalk of gips.
Vrijliggend buizensysteem: Losse slang wordt op gemonteerde profielen op de wand gemonteerd, systeem is flexibeler door de zelf aan te leggen slangen



Slide 30 - Diapositive

de pomp die in een open vloerverwarmingsverdeler is geplaatst heeft invloed op?
A
De gehele CV installatie
B
Alleen op de warmtebron (ketel of warmtepomp)
C
Alleen op de vloerverwarming
D
Op de drinkwaterleiding

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Diapositive