Les 4e jaars bk Engels wo 4-9

Les 4e jaars bk Engels wo 4-9
- nakijken maakwerk kader en basis:
opdracht 2, 6ab, 13, 14 
- Oefenen vocab
- Uitleg trappen van vergelijking
- maak opdracht 7 + 15 (lesson 1 of p. 17)
- maak opdracht 2 (lesson 2 of p. 22)


1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 35 min

Éléments de cette leçon

Les 4e jaars bk Engels wo 4-9
- nakijken maakwerk kader en basis:
opdracht 2, 6ab, 13, 14 
- Oefenen vocab
- Uitleg trappen van vergelijking
- maak opdracht 7 + 15 (lesson 1 of p. 17)
- maak opdracht 2 (lesson 2 of p. 22)


Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Basis 6ab p. 15/16

Slide 3 - Diapositive

Kader 6ab p. 16

Slide 4 - Diapositive

Basis + Kader 13 

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Trappen van vergelijking
short - shorter than - the shortest = +er / + est
nice - nicer than - the nicest = +r / +st
big - bigger than - the biggest = verdubbeling medeklinker
busy - busier than - the busiest = verandering van y = ier/ iest
bij 2 lettergrepen of meer: more + most
interesting - more interesting - the most interesting
powerful - more powerful - the most powerful

Slide 7 - Diapositive

Uitzonderingen:
good - better - best
bad - worse - worst
little - less - least
far- further- furthest


Slide 8 - Diapositive

Als je wilt vergelijken
(not) as..... as

You are not as smart as me.
I am as tall as she.

Slide 9 - Diapositive

Wat zijn de comparative/superlative van "hot"?
A
hoter - hotest
B
hotter - hottest
C
more hotter- most hptest
D
more hot - most hot

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de comparative/superlative van "happy"?
A
happier - happiest
B
happyer - happyest
C
happyr - happyst
D
more happy - most happy

Slide 11 - Quiz

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
famous?
A
famouser- famousest
B
more famous- most famous
C
famousser - famoussest
D
more famouser - most famousest

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
big?
A
biger- bigest
B
more big- most big
C
bigger- biggest
D
more bigger - most biggest

Slide 13 - Quiz

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
easy?
A
easier - easiest
B
more easy - most easy
C
easyer - easyest
D
easyr - easyst

Slide 14 - Quiz

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
bad?
A
badder - baddest
B
worse - worst
C
bader - badest
D
more bad- most bad

Slide 15 - Quiz

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
Tall?
A
taller-tallst
B
taller-tallest
C
more tall-most tall
D
tallier-talliest

Slide 16 - Quiz

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
important?
A
importanter -importantest
B
more important - most important
C
more importanter - most importantest
D
importantly - importantliest

Slide 17 - Quiz

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
incredible?
A
incredibler- incrediblest
B
more incredibler - most incrediblest
C
incredibleer - incredibleest
D
more incredible - most incredible

Slide 18 - Quiz

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
good?
A
gooder - goodest
B
beter - best
C
better - best
D
more good - most good

Slide 19 - Quiz

Werk zelfstandig:
online: unit speaking lesson 1 opdr. 15 (p. 21)
online: unit speaking lesson 2 opdr. 2+3 (p.23/24)
Leer p. 65 t/m 70

Slide 20 - Diapositive