week 13-leerlingversie

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Dein Handy

1. Wörter LERNEN - VERSTEHEN - ANWENDEN
2. Ich verstehe die deutsche Grammatik und kann sie anwenden.

Was machst du diese Woche?

• Rückblick vorletzte Woche
  - Schreibfertigkeit
  - Hausaufgaben
• Kapitel 7 - Du kannst über dein Zuhause erzählen - ONLINE MACHEN
  - Paragraf C: Aufgabe 11 + instapoefening + 12 + 13 KORRIGIEREN
  - Paragraf E: Aufgabe 19 + instapoefening + 20 + 21 KORRIGIEREN
  - Paragraf D: Aufgabe 18 (2 Mal) KORRIGIEREN
• Prüfung vorbereiten
  - Übungstest - Bookwidgets
  - Lesefertigkeit - ONLINE BUCH via oefentoets Kapitel 6 + 7
  - 

Aufgabe 18

Seite 60

Aufgabe 18

Seite 61

Was machst du diese Woche?

• Rückblick vorletzte Woche
  - Schreibfertigkeit
  - Hausaufgaben
• Kapitel 7 - Du kannst über dein Zuhause erzählen - ONLINE MACHEN
  - Paragraf C: Aufgabe 11 + instapoefening + 12 + 13 KORRIGIEREN
  - Paragraf E: Aufgabe 19 + instapoefening + 20 + 21 KORRIGIEREN
  - Paragraf D: Aufgabe 18 (2 Mal) KORRIGIEREN
• Prüfung vorbereiten
  - Übungstest - Bookwidgets
  - Lesefertigkeit - ONLINE BUCH via oefentoets Kapitel 6 + 7
  

bekijken digitaal materiaal

• Is er goed gekeken in de LessonUp (week 12)? Daar stond een slide met hulp bij opdracht 12 en 21
  
• Er komt zelden 2 x een onderwerp of 2 x een lijdend voorwerp in de zin komen
• Kijk goed of er hulp achter het zelfstandig naamwoord staat (m-v-o-mv) dan weet je al in welke kolom je moet kijken

Übungstest

Oefentoets - deel 1

Oefentoets - deel 2

Ich muss .............. für den Test

1. leren
2. spijbelen
3. vergeten

leren =

Ich muss lachen, du bist ..........

1. wiskunde
2. streng
3. grappig
4. op tijd

grappig =

.................. steht auf rot.

1. de straat
2. het toilet
3. het lawaai
4. het stoplicht

het stoplicht =

Ich muss mein Zimmer ...............

1. staan
2. opruimen
3. klaar zijn
4. spijbelen

opruimen =

An der ................ stehen die Hausaufgaben

1. hoek
2. vak
3. station
4. schoolbord

schoolbord =

Übersetzen bitte

1. het vak
2. wiskunde
3. uitleggen
4. moeilijk
5. vriendelijk
6. de klas
7. leren

Übersetzen bitte

1. door
2. voor
3. zonder
4. om
5. tot
6. tegen
7. langs

Übersetzen bitte

1. de televisie
2. opruimen
3. huren
4. het stoplicht
5. de straat
6. klaar zijn
7. terug

Übersetzen bitte

1. das Fach
2. Mathe
3. erklären
4. schwierig
5. freundlich
6. die Klasse
7. lernen

1. durch
2. für
3. ohne
4. um
5. bis
6. gegen
7. entlang

1. der Fernseher
2. aufräumen
3. mieten
4. die Ampel
5. die Straße
6. fertig sein
7. zurück