Brugklas H5 Spelling (bn, les 1)

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je over een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 2 - Question ouverte



Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?

  • Je plakt een -e achter het woord: mooi -> mooie (lange vorm)
  • Soms verandert het woord niet: korte vorm
  • Korte vorm gebruik je als (1) het bijv. nw. achter het zelfstandig naamwoord staat -> Dat is huis is prachtig.
  • Korte vorm gebruik je als (2) je bij de 'een-vorm' van een 'het-woord'
    -> een mooi meisje
    -> een heerlijk gerecht




Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Diapositive



  • Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden eindigen vaak met -en
    -> ijzeren
    -> gouden
  • Maar let op met moderne & buitenlandse stoffen! Zij krijgen geen extra -e of -en
    -> plastic stoel
    -> carbon frame
    -> corduroy broek





Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Diapositive

Noteer de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord in een woordcombinatie.
vb. Engels – De Engelse thee

officieel

Slide 5 - Question ouverte

1. De (jaloers) jongen was boos op de (ambitieus) medeleerling die won.

A
jaloerze / ambitieuze
B
jaloerse / ambiteuse
C
jaloerze / ambiteuze
D
jaloerse / ambitieuze

Slide 6 - Quiz

Het is een (raar) vraag, maar is dit de (definitief) versie?

A
raare / definitieve
B
rare / definitieve
C
rare / definitiefe
D
raare / definitiefe

Slide 7 - Quiz

Abel vergrootte nogmaals de al eerder vergrote foto op zijn beeldscherm.
A
pvvt en bn zijn beide goed gespeld
B
pvvt en bn zijn beide niet goed gespeld
C
pvvt is goed gespeld
D
bn is goed gespeld

Slide 8 - Quiz

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?

Met piepende banden kwam de auto tot stilstand.
A
piepende
B
auto
C
v

Slide 9 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
groote
D
groot

Slide 10 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone

Slide 11 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (raar) jong heeft mijn stuntstep gestolen.
A
rare
B
raare
C
raren

Slide 12 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een (prachtig) uitvoering.
A
prachtig
B
prachtigen
C
prachtige

Slide 13 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke

Slide 14 - Quiz