Examenidiom

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Examenidiom

Vertaal de Duitse woorden

Bedingung

1. motivering
2. voorwaarde
3. beoordeling

Beziehung

1. betrekking
2. verhouding
3. beoordeling

derzeit

1. momenteel
2. in die tijd
3. toen

eben

1. even (getal)
2. even(tjes)/kort
3. nu eenmaal

laut

1. lui
2. belasting
3. volgens
4. langzaam

längst

1. allang
2. al naar gelang
3. de langste

der Mangel

1. het tekort
2. de mango
3. he tegenstelling
4. het probleem

ersetzen

1. vervangen
2. verzetten
3. vertalen
4. opzetten

Ergebnis

1. gegeven
2. begrafenis
3. resultaat
4. schenking

Widerlegung

1. weerlegging
2. omleiding
3. wederopstanding

Überschrift

1. kop/titel
2. afschrift
3. overvloed

Steigerung

1. stijging
2. versterking
3. belasting
4. steiger

versprechen

1. verspreken
2. tegenspreken
3. beloven

üblich

1. gebruikelijk
2. grappig
3. oefenend
4. overzicht

These

1. thee
2. stelling
3. theedoek
4. veronderstelling

scheitern

1. schijven maken
2. schijten
3. gokken
4. mislukken

Ziel

1. ziel
2. touw
3. doel
4. zeil