Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Programma
Lidwoorden
Persoonlijk vnw
Klemtoon
Bijv nw
Meervoud
Ser
WW vervoegen
Slide 1 - Diapositive
Lidwoorden
Mannelijk Vrouwelijk Mannelijk Vrouwelijk
Slide 2 - Diapositive
Persoonlijke voornaamwoorden
(yo)
(tú)
(él, ella, usted, ......)
(nosotros/-as)
(vosotros/-as)
(ellos, ellas, ustedes, .....)
Slide 3 - Diapositive
Lidwoorden
Eindigt een zelfst.nw op één van de volgende letters:
L-O-N-E-R-S→ mannelijk
D-IÓN-Z-A → vrouwelijk
Slide 4 - Diapositive
Pronunciación (klemtoon)
1. Accent?
→ klemtoon op die lettergreep (te-lé-fo-no)
2. Eindigt het woord op een klinker, n, of s?
→ klemtoon op voorlaatste lettergreep (Es - pa - ña)
3. Eindigt het woord op overige medeklinkers
→ klemtoon op laatste lettergreep (E – cua - dor)
Slide 5 - Diapositive
Bijvoeglijk naamwoord
Congruentie: Het bijv.nw aanpassen aan geslacht (mannelijk of vrouwelijk) én getal (ev / mv).
Geslacht: Je kunt een bijv.nw alleen vrouwelijk maken als het mannelijke woord op een ‘o’ eindigt. Dus als het op een medeklinker eindigt of een -e dan kan dit niet en kan je het alleen naar het meervoud veranderen.
Getal: Voeg meervoudsregel toe als je het bijv.nw in het meervoud moet zetten.
Plek: Het bijv.nw altijd ACHTER het zelfstandig naamwoord (tenzij het om hoeveelheden gaat).
Slide 6 - Diapositive
Bijvoeglijk naamwoord
Let op!
Het bijvoeglijk naamwoord komt achter het zelfst.nw. Tenzij het om een hoeveelheid gaat (mucho, poco etc.), dan staat het ervoor!
Tengo una casa bonita. (Ik heb een mooi huis)
Tengo muchas casas. (Ik heb veel huizen)
Slide 7 - Diapositive
Meervoud
Eindigt een woord op een klinker? + S
Por ejemplo: El libro = los libros
Eindigt een woord op een medeklinker? + ES
Por ejemplo: El hotel = los hoteles
Slide 8 - Diapositive
Bijvoeglijk naamwoord
¿Qué? Vas a hacer el siguiente ejercicio.
¿Cómo? Solo.
¿Tiempo? 4 min
¿Meta? Tienes 7 respuestas correctas (al mínimo)
El chico ………….. (guapo)
La madre ………….. (guapo)
El vecino ………….. (bonito)
Los vecinos …………. (bonito)
Mi primo está ……………. (enamorado)
Los chocolates son ………….. (rico)
El tomate es …………. (rojo)
Las patatas son ………….. (marrón)
La farmacia es …………….(caro)
Los calamares son …………… (feo)
Slide 9 - Diapositive
SER = zijn
yo
tú
él/ella/usted
nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
soy
eres
es
somos
sois
son
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
llamarse
yo
tú
él/ella/usted
nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
me
te
se
+
nos
os
se
llamo
llamas
llama
llamamos
llamáis
llaman
Slide 12 - Diapositive
verbos -ar,-er,-ir
yo
tú
él/ella/usted
nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
-AR
hablo
hablas
habla
hablamos
habláis
hablan
-ER
-o
-es
-e
-emos
-éis
-en
-IR
-o
-es
-e
-imos
-ís
-en
Slide 13 - Diapositive
-ar -er -ir
Juego:
Groepjes van 4, elk groepje eigen kleur stift. In 5 min zoveel mogelijk ww opschrijven die je als groepje kent. Er rent 1 lln naar het bord, rent terug en geeft de stift aan de volgende lln. In het groepje mag overlegd worden.