K1007 Cliënten met een verslaving

Cliënten met een verslaving 
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
K1007MBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Cliënten met een verslaving 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Wat is een verslaving? (1)
'Omdat het buiten de groep nooit gaat over “jongen, als jij die eerste neemt, dan neem je er nog één en nog één en ben je in de kortst mogelijke tijd weer naar de klote.” Dat hoor je nergens, alleen binnen de groepen. Daarom blijft het voor mij zo belangrijk om naar bijeenkomsten te gaan, omdat ik mezelf er steeds weer aan moet herinneren dat ik niet sociaal kan gebruiken!’

Slide 3 - Diapositive

Wat is een verslaving? (2)
Verslaving is een psychische aandoening
Je spreekt van een verslaving als iemand het gebruik van iets, niet meer kan laten. 
Dit komt door een psychoactieve stof. Je wordt afhankelijk. 
Je kunt verslaafd zijn aan drugs, maar ook aan gamen of eten. 

Alle verslavingen hebben iets gemeen: afhankelijkheid, misschien wel voor de rest van je leven. Zowel lichamelijk, psychisch als sociaal. 


Slide 4 - Diapositive

Criteria, wanneer herken je het?
  • Vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan het plan was.
  • Mislukte pogingen om te minderen of te stoppen.
  • Gebruik en herstel van gebruik kosten veel tijd.
  • Sterk verlangen om te gebruiken.
  • Door gebruik tekortschieten op het werk, school of thuis.
  • Blijven gebruiken ondanks dat het problemen meebrengt in het relationele vlak.
  • Door gebruik opgeven van hobby’s, sociale activiteiten of werk.
  • Voortdurend gebruik, zelfs wanneer je daardoor in gevaar komt.
  • Voortdurend gebruik, ondanks dat je weet dat het gebruik lichamelijke of psychische problemen met zich mee brengt of verergert.
  • Grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen. Je spreekt dan van tolerantie.
  • Het optreden van onthoudingsverschijnselen, die minder hevig worden door meer van de stof te gebruiken.










Slide 5 - Diapositive

Hoe ontstaat een verslaving?
Verschillende verklaringsmodellen:
Het morele model:
Verslaving uit een zwakke wil. Client ervaart het negatieve effect. Verlies van gevoel of uit vrije wil kunnen handelen. 
Het gedrag en denken zijn gefixeerd op het gebruik, 


Voorbeeld morele model
Robbin (35): ‘Ik had me voorgenomen om nooit meer te gebruiken. Indien ik niet zou stoppen, zou ik mijn kinderen kwijtgeraken en mijn familieleden opnieuw pijn doen. Maar de drang was sterker dan ikzelf en ik liet me overhalen in een zwak moment.’

Slide 6 - Diapositive

Farmacologische model
Veroorzaken de psychoactieve stoffen. Door excessief gebruik raken de hersenprocessen ernstig ontregeld. 
Direct invloed op het centrale zenuwstelsel, beïnvloeden de werking van de neuronen. 
De gebruiker ervaart een roes, verliest tijdelijk gevoel. 
Bij veelvuldig gebruik ontstaan er verschijnselen van tolerantie en onthouding. Er ontstaat craving!
Wat is Craving?

Voorbeeld
Anja (21): ‘Ik voelde me “on the top of the world”. Ik zag alles positief en voelde hoe krachtig ik ben. Al mijn twijfel viel weg en ik had totaal geen angst meer!’

Slide 7 - Diapositive

Psychiatrische model
Verslaving is een symptoom van een onderliggende stoornis. 
Door de onderliggende stoornis doet de cliënt aan zelfmedicatie om de effecten te verminderen. 
Eenmaal in de verslavingsfase kan de gebruiker niet meer goed functioneren en komt in een neerwaartse spiraal terecht.


Voorbeeld
Ruud (28): ‘Ik wil de drukte in mijn hoofd weghalen en me kunnen ontspannen. Je hebt geen idee hoe belangrijk het is om me ontspannen te voelen voor een uurtje. Zonder het middel gaat de drukte in mijn hoofd non-stop verder.’

Slide 8 - Diapositive

Sociale model
Verslaving is een symptoom van relatiestoornissen tussen mensen en gevolg van sociale druk en stress. 
Gebruiken om stressituaties te ontvluchten. 

Voorbeeld: Als ik drink, durf ik dames aan te spreken (George, 42 jaar)

Slide 9 - Diapositive

Medische model
De verslaving is een chronische lichamelijke aandoening. Door erfelijke factoren is de client verslavingsgevoelig. 
Eenmaal verslaafd - chronisch verslaafd. 

Voorbeeld
Cocaïne kan voor hartklachten zorgen. Daarnaast lijden de organen door het gebruik: roken van cannabis, heroïne of cocaïne kan longschade veroorzaken. Alcohol belast de lever. Alcohol en cocaïne samen belasten de lever extra zwaar. Naalden en snuifbuisjes kunnen infectieziekten, zoals hepatitis, verspreiden. Stimulerende middelen belasten hart en bloedvaten. Dit geldt nog meer voor de combinatie van cocaïne en alcohol. Dit is voor iedereen riskant, maar mensen met een zwak hart of zwakke vaten lopen extra risico. Alcohol, XTC en amfetaminen kunnen hersenbeschadiging geven. Cannabisgebruik vergroot, vooral bij jongeren, de kans op schizofrenie.

Slide 10 - Diapositive

Gedragstherapeutische model
Verslaving is aangeleerd gedrag. Het is een beloning. De positieve effecten versterken het misbruik. 

Fase 1: Experimenteerfase
Fase 2: Fase van sociaal of geintegreerd gebruik
Fase 3: Fase van overmatig en schadelijk gebruik
Fase 4: Verslavingsfase 
Voorbeeld
Jan-Maarten (57): ‘Het moeilijkst na mijn afkickproces was het leven “zonder het middel”. Ik wist niet meer hoe ik me moest gedragen. Het was alsof ik vanaf nul moest beginnen. Ik moest mezelf ontdekken met al mijn kwetsbaarheden.’

Slide 11 - Diapositive

Biopsychosociaal model
Resultaat van een aangeboren vatbaarheid of gevoeligheid, en van factoren die invloed hebben op de persoonlijke ontwikkeling en van sociale omstandigheden. 


Voorbeeld
Bea (38): ‘Ze maakten een grondige anamnese. Mijn hele voorgeschiedenis en mijn huidige sociale netwerk werd in beeld gebracht. Het onderzoek duurde weken. Het resultaat gaf mij inzicht in het ontstaan van mijn verslaving.’

Slide 12 - Diapositive

Hersenziektemodel
De verslaving is een neuropsychiatrische ontwikkelingsstoornis als gevolg van een stoornis in de hersenfunctie. Bij verslaving ontstaan tekorten in specifieke psychische functies, zoals het beheersen van impulsen, het geheugen, het leren of het maken van plannen.

Slide 13 - Diapositive

Soorten verslavingen
Middelenverslaving - gebruik van substantie, directe werking op de hersenen (amfetamine, cocaïne, ritalin, alcohol, heroïne, LSD

Alcoholverslaving: vaak ik combinatie met andere verslaving. Maatschappelijk geaccepteerd, de grens ligt bij problematisch drinken. 


Wie drinkt wel eens iets? Wanneer weet je dat je genoeg hebt gehad?

Slide 14 - Diapositive

Drugsverslaving
Afhankelijk aan een groot aantal middelen die een effect hebben op de hersenen. 
Stimulerende drugs, bijvoorbeeld cocaïne en amfetamine;
verdovende drugs, bijvoorbeeld alcohol en heroïne;
bewustzijnsveranderende drugs (tripmiddelen), zoals hasj en paddo’s.
hasj kan ook verdovend werken en XTC is stimulerend, maar verandert ook de waarneming.



Slide 15 - Diapositive

Wat is het verschil tussen harddrugs en softdrugs

Slide 16 - Question ouverte

Medicijnverslaving
Het is mogelijk dat iemand een bepaalde periode medicijnen moet gebruiken en vervolgens merkt dat hij er niet meer vanaf kan komen.


Slide 17 - Diapositive

Internet verslaving of computerverslaving
De voortdurende beschikbaarheid van internet en de eindeloze mogelijkheden ervan, vormen voor sommige mensen een te grote verleiding. 
Zij raken verslaafd aan de computer. 
Dit wordt nog vergroot door de vele vormen om ermee in contact te komen: computer, laptop, tablet en smartphone. Omdat internet zo veel verschillende toepassingen heeft, zijn er ook meerdere vormen van verslaving aan internet, zoals verslaving aan (online) games, goksites, pornosites, sociale media.

Slide 18 - Diapositive

Eigen ervaringen
Wie heeft er wel eens wat gebruikt en wil daarover vertellen? 
Wat waren de ervaringen? 

Slide 19 - Diapositive

Werken als MZér in de verslavingszorg
Hulp wordt vaak ingeschakeld door politie en buren., door verschillende  problematieken bij de verslaafde, zijn ze zelf niet in staat om hulp te vragen. 

Werken aan herstel, niet letterlijk herstellen, maar....?
Je werkt vanuit de eigen kracht, wat kan en wil de cliënt? 

Voordeel van vraaggericht werken

4 vormen van herstel:
  • Klinisch herstel: lichamelijke symptomen verminderen
  • Functioneel herstel: Opgelopen functie verlies te verminderen. Sociaal isolement. 
  • Maatschappelijk herstel: Maatschappelijke positie terugkrijgen
  • Persoonlijk herstel: Regie over eigen herstel nemen. Zelfvertrouwen opbouwen

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Behandelmethodieken

Slide 22 - Diapositive

IDDT-behandeling - gedragsverandering
! MOTIVERENDE GESPREKVOERING ! 
Welke 
kernwaarden
zijn belangrijk tijdens 
de begeleiding?

Slide 23 - Diapositive

Zelfhulpgroep
Lange geschiedenis!  Behandelingen en terugval. 
Niet nuchter worden, maar nuchter blijven

Tweetrapsontwikkeling
1. Afkicken
2. Opbouwen en nuchter leven
Langdurige vorm van ondersteuning en geen tijdslimiet

Slide 24 - Diapositive

Rehabilitatiegericht werken
Clienten kunnen langdurig afhankelijk zijn. 
Ambulant begeleidingsplan; zo kort als mogelijk, maar zo lang als nodig 
Veiligheid, structuur en crisisbestrijding 

Begeleiding op: ordening, zinvolheid en educatie. Herstellen van dag-en nachtritme. Meedraaien in de maatschappij

Slide 25 - Diapositive

Liberman-methode
Het is een aangeleerde gewoonte van stappen die tot gebruik leiden. 

Cliënten met psychische symptomen, verslaafd zijn en een beperking hebben. 
Doel: terugval voorkomen

Slide 26 - Diapositive

F-ACT- teams
Behandeling en begeleiding van mensen met een ernstige psychiatrische stoornis. 
Problematieken op meerdere levensdomeinen. 
Hierdoor is het lastig om te voorzien in de dagelijkse levensbehoeften. 
Vaak sprake van bemoeizorg
Wat is bemoeizorg?

Slide 27 - Diapositive

Methadonbehandeling
Geen afkickverschijnselen van het stoppen met heroïne, 
maar ook geen kick meer krijgen die heroïne wel gaf.

Leren leven zonder kick en minderen in de methadon. 

Slide 28 - Diapositive

Zelfstigma
Wat is zelfstigma?


Slide 29 - Diapositive

Een cliënt met borderline...
A
Iemand met borderline kan naar een ander toe snel van houding wisselen.
B
Iemand met borderline houdt geen rekening met een ander.
C
Iemand met borderline houdt niet werkelijk van iemand anders.

Slide 30 - Quiz

Vanaf welke leeftijd kan de antisociale persoonlijkheidsstoornis worden gediagnosticeerd?
A
20 jaar
B
18 jaar
C
12 jaar
D
40 jaar

Slide 31 - Quiz

Voor wie is de Participatiewet?
A
Voor iedereen die kan werken, maar het op de arbeidsmarkt zonder ondersteuning niet redt.
B
Voor iedereen die kan werken, maar het niet lukt om een baan te vinden.
C
D
Voor iedereen met een beperking.

Slide 32 - Quiz

Welke wet op het gebied van zorg en welzijn regelt zaken voor mensen die zelfstandig thuis wonen en daarbij een hulpvraag hebben?
A
De Wet langdurige zorg
B
De Wet maatschappelijke ondersteuning
C
D
De participatiewet

Slide 33 - Quiz

Wat houdt een ondersteuningsplan in?
A
Het ondersteuningsplan komt tot stand in dialoog met de client en zijn netwerk.
B
Het ondersteuningsplan is bedoeld om te verantwoorden hoe je als zorgorganisatie het geld besteedt.
C
Het ondersteuningsplan is een ander woord voor een cliëntvolgsysteem.
D
Het ondersteuningsplan is hetzelfde als het dossier.

Slide 34 - Quiz

Tijd over?
Boek voorbereiden op de toets 

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive